Meerlagige ontwikkeling vanuit de gestaltpsychologie en de theorie van positieve desintegratie. Een persoonlijke reflectie over hoe je in contact met de ander jezelf leert kennen en de ander echt ontmoet vanuit authenticiteit.
Op het moment dat ik de groep instapte, voelde in de grond onder mijn voeten wegzakken. Het was alsof ik overspoeld werd door de aanwezigheid van ieders gevoelens en emoties. Alles in mij begon te trillen. Met wijd opengesperde ogen zocht ik een plekje in de ruimte. Het liefst aan de rand, waar ik de mogelijkheid had om te vluchten. Mijn hoofd draaide op volle toeren en dacht over elke beweging na. Ik hoorde mezelf praten, maar voelde mij niet in mijn lichaam aanwezig. Buitengewoon bewust werd ik van alles wat ik deed, terwijl ik in geen enkel opzicht het gevoel had mijn gedrag te kunnen beïnvloeden. Het was alsof ik geleefd werd door de groep. Mijn volledige identiteit was erin opgegaan. Van binnen voelde ik mij in stukjes uiteengevallen. Gefragmenteerd en losgeslagen. Alsof ik was verdwenen.
De pijn die ik hierdoor voelde, werd ik pas achteraf gewaar. Mijn eigen ervaringen in de groep waren naar de achtergrond van mijn veld[1] verdwenen. Zo ver weggedrukt, dat ik ze zelfs met de grootst mogelijke wilskracht niet kon bereiken. Toen ik weer alleen was, kwam alles naar voren: elk detail, elk gesprek, iedere emotie, alles wat ik had beleefd. Ik ervoer het nu pas. Mezelf kennende wist ik dat het nog dagen zou duren voordat ik alle onervaren ervaringen ervaren zou hebben. Voordat ik alles wat ik niet had kunnen afmaken in het gezelschap, weer tot rust zou kunnen brengen.
We hebben bewustzijn nodig om contact te maken met onze ervaring in relatie tot onze omgeving in het hier en nu. Van daaruit kunnen we ons gedrag beïnvloeden. Immers, wanneer we ons niet bewust zijn van ons gedrag, kunnen we ook niet kiezen voor ander – constructiever – gedrag. Door het inzetten van onze creativiteit, kunnen we ons vervolgens constructief aanpassen aan een veranderende omgeving. Hierdoor houden we regie over ons leven.
Omdat ik mij niet bewust was van mijzelf en wat ik nodig had, verloor ik de mogelijkheid om mijn creativiteit in te zetten zodat ik mij constructief kon aanpassen. Automatisch zette ik alle deuren en ramen van mijn binnenwereld open voor wat de ander en de groep uitzond. In een helikopter zweefde ik boven mijn eigen aanwezigheid. Alsof mijn ziel uit mijn lichaam was getreden. Tot in elk detail zag ik mijzelf handelen in de groep, maar ik werd mij niet gewaar van wat ik zelf ervoer. In plaats daarvan was ik gedesintegreerd met mijn ervaring. Echt contact werd onmogelijk, omdat ik uiteen was gevallen en mij gebroken voelde. Mijn hart huilde! Ik voelde het niet. Er was enkel nog chaos en totale overweldiging in mijn veld.
Zonder creativiteit was ik niet in staat om ander gedrag te kiezen dan ik altijd al deed. Afstemmen, afmeten, inpassen, aanpassen en overgeven. In alles voelde ik mij verantwoordelijk voor het wel en wee van mijn omgeving. Eigen behoeften werden mij vaag. Voor mezelf zorgen kon ik niet meer. Had ik honger of dorst? Was ik moe of overprikkeld? Wilde ik nabijheid of afstand? Ik had werkelijk geen idee. Mijn grenzen werden fluïde waardoor ik niet in de gaten had dat ik ze overschreed. Mijn persoonlijk evenwicht kon ik niet handhaven, want in de groep was ik gedesintegreerd.
Het leek zo mooi om op de ander gericht te zijn. Empathie is een talent, toch? Maar in werkelijkheid bevond ik me in een poppenkast. Ik was niet bewust een rolletje aan het spelen waarvan ik wist dat dit goed in de smaak zou vallen, maar bracht mijn werkelijke zelf niet in de groep. Onbewust deed ik wel alsof. Daar kwam nog bij dat ik mezelf eigenaar maakte van de problemen van anderen. Zoveel verantwoordelijkheid als ik voelde voor het welzijn van de ander, zo weinig aandacht had ik voor mezelf. Hiermee drukte ik de ander paternalistisch in de rol van de ‘onvermogende zielige’ en ontnam ik mijzelf de stevige grond om op te staan.
Blijkbaar was het ooit nodig geweest om mijzelf onzichtbaar te maken door mij volledig op de ander te richten. Dit had alles te maken met de verdraaide perceptie op mijn bestaansrecht. Al jong nam ik de overtuiging aan dat ik er alleen bij hoorde wanneer ik mijzelf op zou laten gaan in de behoeften van de ander. Alsof ik mijzelf op die manier een legitieme reden gaf om aanwezig te mogen zijn. Dan pas voelde ik ‘toegevoegde waarde’. Zo ontleende ik mijn bestaansrecht, mijn volledige identiteit, aan het wel en wee van mijn omgeving. En ik werd erom geprezen…
Daar kwam nog bij dat ik al jong het gevoel had dat alle andere mensen als vanzelf verbinding maken met elkaar. Alle aanwezigen lijken elkaar te kunnen vinden op een bepaalde frequentie. Ze spiegelen elkaar en vinden herkenning. Alsof ze een taal spreken die ik alleen kan beheersen door mijn moedertaal teniet te doen. In een groep vind ik geen herkenning, slechts verwarring en ontwrichting.
Doordat ik intense overprikkelbaarheden heb, leek eenzaamheid lange tijd onvermijdelijk. Ik kende de kracht van deze talenten toen nog niet, en voelde mezelf door de verwarring hierover gek en vreemd, alsof er iets grondig mis met mij was. Ik had het gevoel dat ik met mijn gedachten en gevoelens de ander altijd tot last was. Schaamde mij voor wie ik was – voor alles wat ik voelde, ervaarde en dacht. Schuld was een emotie die mij leegzoog – gegrond in het idee nooit goed genoeg te kunnen zijn voor de ander. Mijn aanpassingsvermogen schoot altijd te kort.
Toch leek aanpassen de enige manier om ergens bij te horen. Door mijzelf in stukken te knippen en mijn echte ervaring, gedachten en gevoelens naar de achtergrond te verbannen, werd ik deel van de groep. Een mechanisme om te overleven. Desintegreren van mijzelf was een tactiek om integratie met anderen te behouden. Maar die integratie bleek schijn te zijn, waardoor ik nog meer uit elkaar viel.
Wat ik toen niet wist, is dat we als mens bestaansrecht ontlenen aan onze omgeving. We zijn niets zonder de ander. In contact met onze omgeving vinden we zin en betekenis, ontdekken we onszelf en kunnen we tot bloei komen. In contact vinden we de wil om te bestaan.
Echter, door mijzelf – mijn volledige zelf – uit de formule tot contact te filteren, werd ik geen onderdeel van het resultaat. Dus vond ik geen betekenis, geen reden om te leven, geen bestaansrecht. Echt contact kon niet ontstaan omdat ik de contactgrens uit de weg ging. Vervolgens fragmenteerde ik mijzelf, omdat ik er diep van binnen van overtuigd was dat ik helemaal geen bestaansrecht had. Dat ik helemaal niet echt zou mogen verbinden met anderen. Gevoed door de angst voor afwijzing, bleef ik de contactgrens ontwijken en bleef ik mijn eigen overtuiging bevestigen.
Terwijl ik smachtte naar verbinding, vond ik eenzaamheid. De verscheurdheid die ik hierdoor voelde veroorzaakte zielenpijn die mijn onbewuste handelen voortdreef. Dit ondoorgrondelijk existentieel verdriet, bepaalde mijn gedrag. Dit ‘gifted-trauma’[2] hield ik zelf in stand.
De wil om te leven is een fundamentele oerkracht, alles in ons fysieke systeem is gebouwd om te overleven. Het liefst willen we, met creatief aanpassingsvermogen, op een gezonde manier integreren met onze omgeving. Zo komen we tot bloei. De zielsdiepe overtuiging dat ik geen bestaansrecht had, kon dankzij deze levenswil mij er niet van weerhouden om toch bestaansrecht te claimen.
Onbewust zocht ik naar eenheid in mijzelf. De gestalt[3] van mijn identiteit vroeg om vorming, ze wilde worden afgemaakt – heel worden. Ik wilde niet gefragmenteerd achterblijven, ik wilde heel worden. Vanuit levenswil maakte desintegratie plaats voor een nieuwe vorm van integratie.
Het leven bracht mij een geschenk: moederschap! Deze nieuwe ervaring veroorzaakte een onverwachte herstructurering van mijn chaotische veld van verdriet en zette aan tot integratie in meerlagige vorm.
Mijn zwangerschap was een lange, strijdende weg van desintegratie geweest. Maar toen onze dochter geboren was, ging er een knop bij mij om. Ik realiseerde mij dat ik haar in geen enkel opzicht wilde laten geloven dat ik alleen van haar zou houden als ze als ieder ander zou zijn. Waarom gaf ik haar dan dit voorbeeld?
In de eerste maanden van haar leven voelde ik een groeiend zelfvertrouwen over mijn eigen identiteit. Maar toch werd ik nog regelmatig in het zwarte gat van zelfondermijning en zelfsabotage gezogen. Wanneer ik hier zelf nog niet bewust van was, had mijn dochter dit wel al in de gaten. Je kind spiegelt immers alles, zeker in het begin als baby en moeder nog volledig één zijn. Haar basale gedrag liet zien hoe beangstigend het is als je niet mag zijn wie je bent. Als ik mezelf dat niet toestond, werd niet alleen mijn basis wankel en onzeker, maar ook die van haar: ze overstrekte haar lijfje op het moment dat ik weggleed in twijfel over mijn bestaansrecht. Ze begon te kreunen wanneer ik mijn best deed om deze ‘vergissing’ van mijn identiteit op te heffen door mij aan te passen. Ze begon wild om zich heen te slaan toen ik mijzelf weer in stukken uiteen liet vallen. Alsof ze zocht naar houvast, maar dit niet bij mij kon vinden. Moederziel alleen bleef ze achter.
Alles in haar zijn protesteerde. Ze wilde leven in plaats van overleven! Mijn dochter claimde het bestaansrecht wat ik mijzelf niet gunde.
Mijn intuïtieve reactie was om nog meer te focussen op het welzijn van mijn kind: ik zag haar onrust en begon haar krampachtig te sussen. Haar verdriet deed me pijn en opnieuw voelde ik me uiteenvallen, tekortschieten, verzanden in schuld en schaamte. Dat was precies niet wat ze nodig had! Ze wilde de stevige basis van haar mama, zodat ze zich staande kon houden in de voor haar nog overweldigende en ongekaderde wereld. Ik zou haar ankerpunt moeten zijn, maar ik was verdwenen. Op het moment dat ik mijzelf verloor, verloor zij haar veilige haven. Dit besef ging bij mij door merg en been. Het is pijnlijk confronterend hoe zij lijdt onder mijn gebrek aan zelfcompassie. Het voelt onvergeeflijk dat dit haar voorbeeld is.
De pure, ongeschonden en eerlijke aanwezigheid van mijn babydochter bracht mij meer levenswijsheid dan welke eerdere ervaring ook. Ze eiste van mij dat ik eindelijk mijn authentieke identiteit zou aannemen. Alleen dan is ze immers verzekerd van veiligheid en geborgenheid.
Ik besefte ten diepste dat ik het vanaf nu anders wilde doen. Zij had mijn positieve onaangepastheid en authenticiteit nodig om stevigheid te ervaren. Daarmee gaf ze mij een groots cadeau. Haar ‘zijn’ deed mij beseffen dat ik ook mocht ‘zijn’. Daarmee geef ik háár bestaansrecht. Keer op keer zie ik haar ontspannen wanneer ik mijn stevige basis hervind. Dan zoekt ze mijn blik en lacht!
Nooit had ik voorzien dat deze nieuwe rol als moeder mij niet verder fragmenteerde, maar juist heel maakte. Toch voelde dit effect ondanks haar onvoorspelbaarheid onvermijdelijk. Het moest gebeuren.
Vanuit dit bewustzijn ontstond een nieuwe gestaltformatie[4] waarin ik mijzelf in haar volledigheid opnam. Alle losse fragmenten van gedesintegreerde identiteit kwamen samen om zich tot een nieuw en mooier geheel te komen. Om één te worden.
Ik hoefde niks te worden om te mogen zijn
Toen ik werd wie ik ben, losten mijn problemen zich vanzelf op. Angst, depressie, en dwang verdwenen bijna geheel als sneeuw voor de zon. Door dichter bij mijzelf te komen, bij mijn behoeften en mijn creatieve mogelijkheden, hoefde ik me niet meer aan te passen, maar veranderde ik op natuurlijke wijze mee met mijn omgeving. Ik kon bewust kiezen welke elementen van mijzelf ik wanneer wilde gebruiken en hoe ik mijn overprikkelbaarheden in kon zetten. Eindelijk kon ik ervaren wat georganiseerde meerlagige desintegratie (level 4) inhoudt. Een welkome rust na de fragmentatie en een uitnodigende voorbode voor integratie vanuit verbonden autonomie: secondaire integratie.
Het was een eerste stap in het herstellen van de verbinding tussen mijzelf en mijn omgeving. Voor het eerst in mijn leven voelde ik mij bewust heel en stevig, in plaats van gefragmenteerd, gebroken en verscheurd. Nu kon ik een stevige moeder zijn voor mijn kind. Verbinding aangaan met anderen zonder verloren te gaan. Langzaam werd de groep minder bedreigend.
Door vanuit heelheid de contactgrens tussen mijzelf en de ander op te zoeken, maak ik alle kanten van mijzelf openbaar. Doodeng vind ik het. Toch voelt dit nu minder bedreigend dan mijzelf in stukken snijden. Ik realiseer mij dat afwijzing van anderen minder erg is dan afwijzing van mijzelf.
Door mijzelf als geheel te zien en als geheel te gebruiken, ervaar ik regie over mijn eigen leven. De overprikkelbaarheden overspoelen mij niet langer, ik kan ze gericht inzetten. Hierdoor ontmoet ik – tegen al mijn verwachtingen in – de échte ander en ontstaat er échte verbinding.
Nu geef ik mezelf eindelijk het bestaansrecht waarvan ik dacht dat ik het moest verdienen. En wat blijkt: het verschil in frequentie tussen mij en de ander is veel minder belangrijk dan ik dacht. Sterker nog, om te kunnen verbinden moeten er verschillen zijn. Zonder verschil, hoeft er immers niets meer verbonden te worden. Als ik het andere van de ander echt wil ontmoeten, moet ik mijzelf zijn.
Daarom ben ik nu bereid om in contact met de ander mijn hele ‘zijn’ in de strijd te gooien, ongeacht de consequenties. Juist die onzekerheid doet me leven!
[1] Het concept ‘veld’ komt uit de veldtheorie. Deze theorie gaat ervan uit dat al onze ervaringen plaatsvinden in een dynamisch geheel van zaken die in het heden betrokken zijn bij de interactie tussen onszelf en onze omgeving. Denk aan fysieke zaken die we zintuigelijk waarnemen. Innerlijke gewaarwordingen. Emotionele zaken die we opmerken in de interactie. Herinneringen die we meedragen of zaken die onderworpen zijn aan de toekomst. Met al deze zaken kunnen we in het nu geconfronteerd worden. Ons gedrag wordt door ons ‘veld’ beïnvloed omdat ons referentiekader erdoor gevormd wordt. We kunnen onszelf daarom nooit los zien van onze omgeving: ‘ik en mijn omgeving komen samen in het veld’.
Bronnen: Daan van Praag, 1998; Georges Wollants, 1998; Bouwkamp, Bijzet en Van der Laan, 2020)
[2] Gifted-trauma is het trauma wat hoogbegaafden ervaren vanwege het grote verschil in hun manier van denken en 98% van de rest van de bevolking. Zeker wanneer dit leidt tot afwijzing, onbegrip, buitensluiting en eenzaamheid. De mentale complexiteit en vaak emotionele intensiteit van hoogbegaafden brengt veel vragen met zich mee over het ‘waarom’ van het trauma. Dit existentiële trauma vanuit hun manier van zijn, kan niet op dezelfde manier begrepen worden als situationeel trauma.
Geinspireerd door intergifted.com
[3] Gestalt betekend letterlijk ‘figuur’. Wanneer we spreken over een gestalt in de psychologie, dan heeft dit betrekking op een psychologisch afgemaakt geheel of een psychologische eenheid. In het nu heeft dit een bepaalde vorm (figuur). Maar een gestalt is ook altijd aan een dynamisch proces onderhevig. De huidige vorm kan veranderen gezien de omstandigheden.
Wanneer we dit betrekken op onze ‘identiteit’, dan begrijpen we dat we in het nu een bepaalde identiteit hebben welke niet vaststaand is voor de toekomst. Onze identiteit streeft naar ontwikkeling, heelheid en vorming – tot zij – zoals Dabrowski het noemt – een persoonlijkheid wordt.
Bronnen: Daan van Praag, 1998; Georges Wollants, 1998; Bouwkamp, Bijzet en Van der Laan, 2020)
[4] Gestaltformatie is het proces van het (her)vormen van een gestalt. We raken los van de gestalt in het verleden, komen in een staat van ontwrichting (of desintegratie zoals Dąbrowski dit beschrijft) en vormen vanuit daar een nieuwe gestalt.
Bronnen: Daan van Praag, 1998; Georges Wollants, 1998; Bouwkamp, Bijzet en Van der Laan, 2020)