Toen Merijne 21 was, raakte ze overspannen. De angst die ze haar leven lang al voelde kwam er vanaf dat moment met zóveel paniekaanvallen uit, dat ze een tijdje niet meer kon studeren. Omdat ze hierdoor studievertraging opliep, moest ze met de decaan van de universiteit in gesprek. Ze deed haar verhaal, de decaan luisterende. Deze vroeg op een gegeven moment: ‘Heb je je wel eens verdiept in hoogbegaafdheid?’ ‘Ik? Ja, maar daar ben ik veel te dom voor. Ik heb er wel eens over gelezen, maar ik ben echt niet zo iemand die al kon lezen voor ze naar de kleuterklas ging. Ik ben dyslectisch weet u, en ik heb een chronische darmziekte waar ik pas op mijn twaalfde achter kwam. Ik kwam niet zo goed mee op school, voelde me daar altijd angstig en alleen. Het is dankzij wilskracht dat ik van het vmbo op de universiteit ben gekomen, niet dankzij mijn intelligentie.’ Maar de decaan hield vol en vroeg haar meer te lezen over dit onderwerp. Dat heeft ze gedaan, waardoor ze ook in contact kwam met positieve desintegratie. Er ging een wereld voor haar open. Nog steeds kan ze niet geloven dat ze zichzelf überhaupt intelligent zou kunnen noemen. Al wordt steeds duidelijker dat niet het gebrek aan potentieel maar vooral de omstandigheden maakten dat haar intelligentie niet opviel. Merijne is anders naar zichzelf en haar angst gaan kijken en durft nu eindelijk bij zichzelf in de buurt tot rust te komen.
Wanneer ik aan een collega vertel dat ik al jaren strijd met angst en paniek, dan zie ik die persoon meestal schrikken. Ik voel de sfeer in de ruimte een beetje ongemakkelijk worden. Wellicht omdat anderen niet geconfronteerd willen worden met psychische problemen, of omdat ze dit niet van mij verwachten: ‘maar je komt zo energiek en fit over.’ Op dat moment vraag ik me af of ik niet te veel heb gezegd. Ik voel de onzekerheid toeslaan en m’n hart begint sneller te kloppen. Ook nu voel ik de angst. Bang voor stigmatisering, reducering of simplificering van mijn persoonlijkheid? Angst voor het idee dat ik mij in de buitenwereld anders voordoe dan ik ben, op een manier die niet strookt met hoe ik wil zijn? Het oordeel, waarvan ik bang ben dat de ander het heeft, begin ik over mezelf af te roepen: ‘je bent niet goed zoals je bent’. Ik zou ineens liever door de grond willen zakken en ik kan mezelf wel voor het hoofd slaan dat ik weer zo openhartig ben geweest. Een mislukte poging tot diepgang en verbinding!?
Natuurlijk maakte ik de opmerking over deze strijd niet zomaar. In ieder geval niet met het doel een sfeer van ongemak en verbazing op te roepen. Al had ik natuurlijk kunnen voorzien dat dit het effect zou zijn. Deze opmerking was bedoeld als bevestiging van het idee dat ik een oprecht en betrouwbaar persoon ben. Dat ik doorzettingsvermogen en een levendige verbeelding heb die nuttig kan zijn op de werkvloer. Dat klinkt nogal tegenstrijdig met angst en paniek. Het gaat hier echter om twee kanten van dezelfde medaille. Ja een medaille; niet omdat ik dankbaar ben voor de angst, maar wel omdat ik steeds meer ga inzien dat ík deze positieve eigenschappen niet had gehad of ontwikkeld, wanneer ik minder gevoelig voor angst was geweest en die constante strijd niet had gevoeld. Dat inzicht heeft mijn kijk op en ervaring met gevoelens van angst – die zo intens zijn – in een heel ander daglicht gezet. Daar wil ik je wat meer over vertellen. Want ik leef nog elke dag met intense angst. Je kunt mij er echter niet meer van overtuigen dat ik psychisch ziek ben, ondanks dat ik wellicht voldoe aan de DSM-definitie van een of andere stoornis.
Psychologische gezonde ontwikkeling wordt veelal gezien als een staat van psychische ‘integratie’. Hiermee wordt bedoeld dat er geen innerlijke conflicten zijn. Ook externe conflicten zouden gemakkelijk overwonnen worden. Men is in staat gemakkelijk en snel beslissingen te maken en te rederneren met ‘common sense’. Een automatisch gevolg hiervan is veelal dat psychologische ‘desintegratie’ als abnormaal of zelfs als psychopathologisch wordt gezien; alles wat niet ‘common sense’ is. Angsten, paniek, totale wanhoop, depressie en heftige emotionele reacties zijn voorbeelden van zogeheten psychoneurosen die je kunt ervaren bij desintegratie. Deze psychoneurosen kunnen innerlijke conflicten teweegbrengen. Zoals de strijd tussen wat is en wat zou kunnen (idealisme); existentiële angsten en depressies (de wereld is zo gebroken, wat ik doe zal nooit verschil maken); diepe persoonlijke onzekerheid wanneer men pogingen doet om erbij te horen maar het gedrag van de groep niet altijd kan rijmen met het geweten; en het verscheurende besef dat je fouten zult blijven maken en mensen pijn zal blijven doen, ook wanneer je dat niet wilt. Enzovoort.
Wanneer iemand zich ‘gedesintegreerd’ voelt, dan wordt die persoon al snel als instabiel en nerveus gezien. Aangenomen wordt dat iemand die lijdt aan een psychische ziekte over het algemeen ‘onaangepast’ gedrag vertoont. Je kunt je echter afvragen of alle psychoneurosen ook psychopathologisch zijn. Want horen de innerlijke conflicten die hier genoemd worden niet gewoon bij het mens zijn? Toch zien we in de maatschappij de uiting hiervan (angst, depressie, onzekerheid, etc.) niet altijd als ‘menselijke’ gevoelens. Behandeling focust zich op medicatie en positieve gedachten. Wat wordt hiermee gezegd? Mogen we ons wel zo voelen? Is de persuasieve verwachting van deze benadering dat we ons conformeren, dus normaal ‘integreren’? Moeten we onze ‘gedesintegreerde’ binnenwereld negeren, terwijl de gebrokenheid van de wereld ons blijft bestoken met input voor desintegratie? Beseffen we wel waar we dan voor weglopen?
Ik weet hoe heftig het is om gevoelens van desintegratie te doorstaan en hoe overweldigend, beangstigend en vervreemdend de ervaring kan zijn. Hoe zwaar het leven erdoor wordt. Ja, zo erg zelfs dat het onmenselijk voelt. Ik beweer dus in geen enkel opzicht dat psychische problemen niet bestaan. Maar er zit een keerzijde aan dit verhaal. Zolang we ervan overtuigd blijven dat we gevoelens van desintegratie niet mogen ervaren, zolang we dit inderdaad bestempelen als onmenselijk, zolang we niet leren met deze gevoelens om te gaan en zo lang we bang blijven voor het oordeel of het veroordelen, komen we er ook niet achter wat het ons wellicht brengt. Desintegratie hoeft niet per definitie negatief te zijn wanneer je erachter komt dat het de deuren opent naar een andere kijk op wat het betekent om mens te zijn.
Angst is een emotie die ons alert maakt op onze omgeving. Het gevoel laat ons weten wat we met onze zintuigen nog niet bewust hebben waargenomen: er is iets waar ik voor moet oppassen. Klinkt als een prachtig mechanisme, maar wanneer dit systeem té gevoelig is afgesteld, ben je altijd op de vlucht voor jezelf. Ik heb zo’n systeem, al zo lang ik mij kan herinneren. Een van mijn eerste herinneringen is een paniekaanval. Als puber vond ik het eng om te genieten van iets, want wat als dit de laatste keer was dat ik hiervan kon genieten? Ik beschermde mijzelf door minder te genieten, omdat de angst voor het verdriet van het verlies ervan groter was.
Daarnaast is mijn fantasiewereld zó groot, dat ik doemscenario’s in mijn hoofd verzin en deze ervaar als daadwerkelijke gebeurtenissen. Het is niet alleen fantasie, het is werkelijkheid. Als kind had ik geen idee hoe ik dat moest reguleren. Nu weet ik daar beter mee om te gaan. Mijn hersenen beschikken ook over onvoldoende filter om relevante en irrelevante stimuli van elkaar te onderscheiden, zowel sensorisch als emotioneel. Dat heb ik nu wel een beetje geleerd, maar wanneer ik moe ben dan breekt het zorgvuldig opgebouwde filter en overspoelt de wereld mij weer als een vloedgolf. Elke sensorische stimulus roept heftige associaties bij mij op, positief of negatief.
Ook emoties zijn intens en overweldigend, zeer complex en vaak moeilijk met woorden te omschrijven. Emoties van anderen neem ik gemakkelijk over. Ik moet mij constant bewust zijn van wat míjn emoties zijn en wat die van de ander. Dit om te voorkomen dat ik volledig in die ander opga en er niets van mij overblijft, met depersonalisatie tot gevolg. Nu weet ik dat ik zo in elkaar zit maar zoals iedereen ben ik niet met een gebruiksaanwijzing geboren. Met vallen en opstaan heeft het leven dat aan mij kenbaar gemaakt: van als zombie door het leven gaan (liever niets meer voelen dan teveel voelen) tot totaal weggespoeld worden door emoties en associaties (omdat niets voelen ook geen vreugde voelen betekent). Ik voelde me hierin alleen. Was ik de enige die zich zo gedesintegreerd voelde? Vervreemd van mezelf en van de wereld?
Constante angst was daarom een feit. Existentiële angst. Perfectionistische angst. Angst om niet genoeg te doen, terwijl er zoveel lijden is. Angst om telkens opnieuw tekort te schieten en anderen pijn te doen. Op momenten waarop deze gedachten het heftigst waren, maakte zich intense paniek van mij meester. Mijn lichaam nam het over en liet aan mij merken dat ik te lang mijn binnenwereld had genegeerd: ‘nu uit je wat je echt voelt.’ Mijn angst voor de angst wakkerde hierdoor ook aan. Ik voelde me achtervolgd en mijn hele lijf deed pijn. Er waren tijden dat ik tot niets kwam. Al mijn creativiteit en levenslust waren toen verdwenen.
Wanneer ik aan psychologen, coaches, huisartsen of weet ik het wie vertelde dat ik hier al 23 jaar mee worstelde (mijn leeftijd op dat moment), dan namen ze dat met een korrel zout. Ze keken alleen naar wat ik uitte: paniek en lichamelijke klachten. Er moest een externe oorzaak zijn voor mij ‘abnormale reacties op’, volgens professionals ‘normale dingen’ van het leven. Dat ik al van kleins af aan hier last van had zonder externe oorzaak, dat was niet plausibel. Een lichamelijke oorsprong van het probleem – de manier waarop ik geprogrammeerd ben – dat kon niet bestaan. Dus kreeg ik zeer ongenuanceerd te horen: ‘het zit tussen je oren, ‘je moet je laten testen’, ‘het is je religieuze opvoeding’, ‘waarom neem je de wereld dan ook op je schouders’, ‘stel je gewoon niet zo aan’, ‘je moet het maar gewoon naast je neerleggen en afleiding zoeken’. Of anders gezegd: ik mocht dit dus niet voelen?
Maar ik voelde het wel. Wat ik ook deed, welk stappenplan, welke ademhalings-, of positieve gedachteoefening of leefstijlritme ik ook volgde. Ik voelde het. Langzaam maar zeker raakte ik ervan overtuigd dat er iets grondig mis met mij was. Alleen al van die gedachte raakte ik buitengewoon in paniek, want onbewust wist ik dat het niet klopte. Toch schreeuwde ik tegen mezelf dat ik ‘normaal’ moest doen en me ‘niet zo moest aanstellen’! Ik voelde me zo in en in bezwaard en tot last van de mensen om me heen. Ik mocht niet meer zo zijn, ik was verkeerd, ik moest anders worden. Al mijn intensiteiten waren verkeerd.
Ik begon me erg onveilig te voelen bij mezelf, in de steek gelaten door mezelf. Dat kon toch niet goed zijn? Ik besefte diep van binnen dat geen enkel label (waarvan ik had voorkomen dat ik die had gekregen van de specialisten) zou verklaren waarom ik voelde wat ik voelde. Of kon verklaren wie ik ben. Die labels kunnen immers mijn essentie niet erkennen. Of, als ze dat wel kunnen, dan zouden ze haar alleen negatief bestempelen.
Vanuit dat gevoel van radeloze eenzaamheid in mezelf en bij mezelf, besloot ik dat ik mijn eigen therapeut ging worden. Als we de schoonheid van de sterren alleen zien omdat de hemel donker is, dan zou de oorsprong van mijn innerlijke strijd ook een positieve kant moeten hebben. Een tegenhanger die de balans terugbrengt. Vanuit dat idee besloot ik bij mezelf in therapie te gaan, met in het achterhoofd de overtuiging dat ik ‘veerkracht’ bezat. Ik liep hier immers al 23 jaar mee rond. Ik begon aandacht te hebben voor het feit dat ik met verbeeldingskracht niet alleen doemscenario’s, maar ook luchtkastelen kon bouwen. Een eigenschap die ik zo ‘vanzelfsprekend’ of negatief had gevonden, dat ik hem al die jaren was vergeten te waarderen. Zo kon ik dat doen met alle intensiteiten waar ik mee worstelde: hen benaderen als kracht.
Ik kwam in aanraking met Dabrowski en zijn theorie van positieve desintegratie en er ging een wereld voor mij open. Er ontstond een totaal andere kijk op mijn innerlijke strijd, mijn intensiteiten en de struggle met mijn complexe binnenwereld. Het raakte mij dat hij psychoneurosen niet automatisch definieerde als psychopathologisch. Hij zei dat men ook moet kijken naar de mogelijk oorsprong van deze neurosen in de manier waarop iemand ‘geprogrammeerd’ is. Hoe diverser en intenser de intensiteiten of overprikkelbaarheden, hoe gevoeliger voor desintegratie en psychische problemen. Echter, juist die intensiteiten bevatten ook enorm veel ontwikkelingspotentieel voor leven vanuit compassie en verbinding met de ander. Was dit een verklaring voor zowel mijn strijd als de veerkracht? Waren deze intensiteiten (het zit ín mij) de oorsprong voor mijn gevoeligheid voor angst?
Een paradigmaverschuiving vond plaats.
Desintegratie is het niet meer integreren van je psyche, of het uiteenvallen van je binnenwereld. Het is een pijnlijk proces maar behelst ook de potentie voor een herstructurering van je binnenwereld op een altruïstische manier. Een grote aanwezigheid van emotionele overprikkelbaarheden kan leiden tot desintegratie, angst en intens verdriet over de gebrokenheid die je ervaart en waarneemt bij de mensen om je heen. Juist deze overprikkelbaarheden kunnen leiden tot positieve desintegratie. Logisch ook, want is het niet juist de doorleefde, doorvoelde en doordachte angst die maakt dat je compassievol de wereld kan benaderen? Omdat je ziet dat je niet de enige bent die dit ervaart, maar dat angst een menselijke emotie is? Is het niet juist het verdriet over gebrokenheid dat maakt dat je jezelf onophoudelijk wilt inzetten voor het welzijn van de ander? Zijn het niet juist de vragen, de twijfels en onzekerheden over wat de zin is van je leven, die maken dat je blijft zoeken naar een antwoord en dat je je nergens bij neerlegt? En is het niet juist de herkenning die je ziet in het lijden van anderen, die maakt dat je helpen wil?
Innerlijke conflicten kunnen daarom ook leiden tot een nieuwe mentale ordening waarin zelfreflectie, autonomie, zelfkennis en een diepe waardenhiërarchie – die altruïstisch gefundeerd is – de drijfveren zijn. Het oordeel, of de ‘integratie’ die de samenleving blijkbaar zo belangrijk vindt, doet er dan niet meer toe. Je zoekt naar het goede en je wilt van daaruit leven; met vallen en opstaan. Wetende waar je kracht en je zwakheid zit.
Dabrowski omschrijft dit als positieve onaangepastheid: een positief effect teweegbrengen door tegen de groep in te gaan. Immers, daar waar de samenleving psychische integratie van mij verwacht, ervaar ik een waardevolle ontwikkeling door de pijn van desintegratie heen. Wanneer wij niet meer durven spreken over onze gevoelens van desintegratie uit angst voor stigmatisering kan de maatschappelijk wenselijke psychische integratie depersonalisatie in de hand werken. We staan er dan helemaal alleen voor. Deze maatschappelijk wenselijke vorm van aangepastheid verliest de oprechte aandacht voor het individu en maakt dat we belemmerd worden in het aangaan van diepe verbindingen met elkaar, omdat de pijn van de ander dan onzichtbaar blijft.
Dabrowski’s kijk op het innerlijke conflict en psychoneurosen heeft mij geleerd wat ik diep van binnen allang wist, maar niet durfde te erkennen: dat ik meer ben dan mijn psychoneurosen. Ik kon beide kanten van de medaille ontdekken. Angst versus compassie; wanhoop versus de zoektocht naar diepe verbondenheid; overprikkeling versus intens genieten; verdriet versus begrip voor de ander; en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Maar dat niet alleen. Ook de angst en paniek zelf ben ik anders gaan ervaren, nu ik het idee van maatschappelijke integratie los durf te laten. De angst is minder bedreigend en vervreemdend. Hoe overweldigend en verscheurend het nog steeds kan zijn, tijdens een paniekaanval ervaar ik ook een moment van diepe, persoonlijke reflectie. Ik kan mijn geweten dieper in de ogen kijken zonder verzwolgen te worden door een gevoel van eindeloos falen en ‘niet (goed) genoeg zijn’. Het is diepe reflectie omdat de informatie waarop ik reflecteer tijdens een paniekaanval uit mijn onbewuste komt. Ik lijk toegang te hebben tot informatie over mezelf die ik via de ratio niet kan bereiken. Ik leer nog beter in te zien wat er onder het oppervlak schuilgaat. Een ontmoeting met een andere kant in mezelf, met God, met dat wat de mens overstijgt. Is dit iets universeels?
Voor mij is een paniekaanval nu een signaal vanuit mijn lichaam dat ik serieus neem en niet meer negeer: ik moet aan zelfonderzoek gaan doen. Ik leer mezelf zo beter kennen. Angst laat mij inzien welke kanten van mezelf niet leuk zijn en wat ik moet bijschaven om een beter mens te worden. Angst helpt me begrijpen waarom ik mij op bepaalde plekken veilig of onveilig voel. Ik ontdek hoe mijn emoties werken en hoe ik kan omgaan met de intens overweldigende wereld. Alsof de angst nodig is om rust te vinden. De functie van mijn angst is nu anders geworden en mijn perceptie ten aanzien van mijn angstige zelf heeft een totale metamorfose ondergaan. Omdat ik nu begrijp waarom ik gevoelig ben voor angst: angst is een expressieve uiting van mijn binnenwereld. Een spiegel die mij focust op wat er écht toe doet in het leven. Soms juist door te laten zien waar het niet goed gaat, waar ik fouten maak.
Door al het falen en alle teleurstellingen heen wil ik me niet langer laten leiden door wat anderen van mij denken, of hoe de samenleving mij het liefst psychologisch ziet integreren. Ik wil me laten leiden door zelfbegrip en een pure, oprechte levenshouding die gericht is op de ander zonder verloochening van mijn eigen talenten en tekortkomingen. Ik merk dat er een andere vorm van integratie ontstaat. Integratie en acceptatie van mijn eigen emoties en respect en mildheid naar mijn omgeving, in plaats van voldoen aan de verwachtingen van wat als maatschappelijk geïntegreerd wordt gedefinieerd. Ik ben liever positief onaangepast, dan maatschappelijk geïntegreerd. Hoeveel scheve gezichten dat ook zal opleveren.
De inzichten die het doorleven, doorvoelen en doordenken van angst mij hebben gegeven en nog steeds geven, kan ik nu met anderen delen. Angst kan nu ook een vorm van reflexieve inspiratie zijn. Kortom: wanneer je onderzoekt wat er onder de angst schuilgaat, is angst geen slechte raadgever.