Coaches, psychologen, psychotherapeuten, trainers, docenten. In hun werk delen ze, dat ze een proces begeleiden. Dat vind ik een fijne gedeelde noemer. Juist omdat het zo weinig zégt. Processen zijn alom. Leven is een proces. Therapie draagt idealiter bij aan prettig leven. Niet alleen zorgzaam, ook florerend, zoals het levenscoaching expliciet betaamt.
Een begeleider verbindt zich vaak en ter herkenning met een specifieke theorie, discipline, stroming, vak of methodiek. Een dergelijke keuze kan een intense inspiratiebron zijn, daarmee tot een levenshouding verworden, een levenshouding kan groeien tot een ethiek met een bijpassende, soms weerbarstige praktijk. Allen gelden ze als referentie, soms richtlijn, soms grondbeginsel voor het leren omgaan met kwetsbaarheden, het leren uiting geven aan kwaliteiten. In de praktijk wordt vaak een mix van invalshoeken, houdingen en activiteiten gebruikt. Dynamiek.
Er is gegeven de onherroepelijke (en fitte) dynamiek iets specifiek “onmogelijks” aan het begeleiden van een psychologisch ontwikkelproces.
Het onmogelijke schuilt erin, dat je als procesbegeleider tegelijk een open, ongedwongen ruimte wilt bieden aan, creëren met de ander én op relatief lineaire wijze wilt toewerken naar een meer functionele manier van doen en laten.
Dit kan conflictueus zijn voor de procesbegeleider: functioneren is niet per se hetzelfde als actualiseren. Geen superieure houding aannemen, niet pathologiseren, geen vooropgezette agenda hebben en toch ook: de verlangde uitkomst faciliteren, naar een zeker punt toewerken.
‘Iets’ voor elkaar krijgen én ‘het proces laten gebeuren’, dit kan op momenten tegenstrijdig aandoen.
Niet zelden herken ik de innerlijke vraag: ‘Als ik de houding van coach aanneem, bevestig ik dan dat er iets mís met de ander is, dat er iets ánders met de Ander moet en zal?!’
We kunnen valide onderscheid maken tussen coaching en therapie, maar in de ervaren praktijk lijken deze vormen van procesbegeleiding vaak op elkaar. Vanuit persoonlijke ervaring: ook als ik via levenscoaching insteek op ‘floreren’ dan stuiten we (cliënt en ik) regelmatig op patronen in gedrag, gedachten, relationele dynamiek…die (met een beetje vervelend woord) disfunctioneel zijn, niet per se zelf-zorgzaam zijn, die getuigen van persoonsvormende, moeilijke, emotionele ervaringen. Daarnaast: het leren waarnemen van en omgaan met gedachten, gevoelens en lichamelijke gewaarwordingen, is een praktijk die zowel bij therapeutische processen als bij levenscoaching centraal kan staan. Floreren ís en vraagt veelal het zorgzaam en wijs omgaan met conflicten. Ontwikkelgerichte therapie integreert levenscoaching: wat vermeend disfunctioneel is, wordt in dienst van de persoonlijkheidsontwikkeling (in positieve desintegratie: de hogere motivaties) begrepen. Wie floreert, is wellicht zijn eigen ontspannen coach. Therapeut. Met humor, lichtheid en existentiële ernst.
In het licht van positieve desintegratie poog ik de beschreven conflicten te begrijpen als een levendige uitnodiging om conflicten als zodanig te dragen. Er moedig weinig mee te moéten. Waarmee ik bedoel, dat het er niet om gaat eén van de twee posities in te nemen, gepolariseerd benaderd; óf je zal en moet veranderen óf alles is okee zo.
Een positie – als ervaring – die ik wil cultiveren is: “Hoi. Fijn je te leren kennen. Er is niets mis met jou. Met mij. Je moet niets en iets. Je hebt het soms of misschien vaak moeilijk. Je wilt méér en bent er klinkklaar voor. We onderzoeken samen in hoeverre bepaalde veranderingen te weeg brengen ook ontwikkelgericht is. Dit onderzoek is wat je idealiter sterkt in de omgang met moeilijkheden, in het bewustzijn. We bewegen een tijdje met elkaar mee. Wellicht verandert moet naar moed, blijkt moeten een afgeleide van moed, herontwerp je jouw leven of blijkt het precies goed zó. Jep.”
Oftewel, als procesbegeleider is het een levenskunst om te leren ontspannen in het “onmogelijke” van het beroep. Dat is wel en niet uniek aan dit beroep (ja, de miskenning is ‘part of the package’). De ontspanning zelf is in zekere zin namelijk het voorleven van de beoogde ontwikkeling. Het onmogelijke schuilt in de ogenschijnlijk paradoxale positie die je als begeleider inneemt. Er zijn doelen, maar het ultieme doel van een doel is een waarde. De waarden, zoals ik het zie: autonomie, compassie, authenticiteit, vrijheid..Zijn.
Aandachtig aanwezig in ’t moment, waar geleerde patronen (het verleden) in het heden manifesteren, en mogelijke dynamiek (de toekomst) het heden ontluiken. Aandachtig aanwezig zijn, door als begeleider conflicten lichamelijk en geestelijk te dragen. Welke groei en welke kwetsbaarheden van de begeleider worden door de gekozen theorie, stroming of methodiek weergegeven? Welke gewoontepatronen raken in je houding als begeleider gefixeerd? Hoeveel vrije ruimte is er in het therapeutische proces?
Theoretiserend komt een duale kijk al snel om de hoek kijken. Theorie, taal, modellering en normering prediken onderscheid. Als “onderscheid” sensitief wordt begrepen, duidt het nuance, en is het verbindend van mens tot mens. Theorie vraagt in ideale zin van de begeleider om de ervaring, heldere waarneming en aanhoudende onzekerheid als toetssteen te bezigen.
Processen proberen we in stukjes te categoriseren. Overzichtelijk te maken. Theorie dient daar ook toe. Dat kan prettig bijdragen, onderzoek faciliteren en werkzame praktijk van onheilzame onderscheiden. Maar een proces in je lijf en als leven kun je niet in stukjes of stadia categoriseren. Dat is een ongoing flux.
In dit artikel over een duurzame praktijk in een onmogelijk beroep wordt dieper in gegaan op het benoemde conflict en de precaire kant van intens procesbegeleider zijn. Ik vind het mooi dat er hierbij aandacht is voor het “bodymind process” dat zo direct deel uitmaakt van het psychologische werk. Interoceptie is een belangrijk aspect van procesbegeleider zijn, omdat het inherent is aan bewust in leven zijn.
De theorie van positieve desintegratie vind ik een krachtige theorie, juist omdat het mij er dagelijks aan herinnert dat de theorie slechts een afgeleide is: het gaat om het proces.
Daarnaast probeer ik de theorie beter te begrijpen als stimulans om kritisch te zijn, scherpzinnig in mijn denken, duiden, theoretiseren. Deze scherpzinnigheid wil ik echter telkens een bodem bieden op de fijngevoeligheid van het geleefde moment; het persoonlijke contact dat binnen de procesbegeleiding van doorslaggevend belang is.
Want hoe meer de begeleider vrijelijk kan werken in het conflictueuze van niets-doen en iets-doen, hoe meer effectief en fijn de samenwerking.