Volgens Dabrowski wordt ontwikkeling gedreven door een aangeboren ontwikkelinstinct. De mate en dynamiek van ontwikkeling is afhankelijk van drie factoren:
Overprikkelbaarheden spelen een belangrijke rol binnen het ontwikkelpotentieel. Het gaat hierbij over een sterk verhoogde respons van het centrale zenuwstelsel op stimuli. De prikkeldrempel is lager en prikkels werken ‘dieper’ door. Dabrowski onderscheidt vijf overprikkelbaarheden die elk al op jonge leeftijd herkenbaar zijn: intellectueel, verbeeldend, emotioneel, sensueel en psychomotorisch. Met name de intellectuele, verbeeldende en emotionele overprikkelbaarheid spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van een reflectieve en sensitieve belevingswereld. Dit schept de innerlijke omgeving voor complexe emoties die volgens Dabrowski de drijvende krachten zijn van verdere ontwikkeling.
Ook de sensuele en psychomotorische overprikkelbaarheid kunnen bijdragen aan ontwikkeling, bijvoorbeeld door het intensiveren van innerlijke conflicten en het verrijken van een meerlagige perceptie. Als deze overprikkelbaarheden echter niet worden geïntegreerd met de andere overprikkelbaarheden, dan is er volgens Dabrowski het risico dat de sensuele en psychomotorische overprikkelbaarheid zich uiten in bijvoorbeeld egocentrisch claimgedrag of impulsieve agressie. Het is dan ook mogelijk dat die speciale talenten en vaardigheden worden ingezet voor egocentrische doeleinden.
Een liefdevolle, aanwezige en aanmoedigende sociale omgeving faciliteert eerder emotionele ontwikkeling dan een afwijzende, autoritaire omgeving. Dabrowski is van mening dat de invloed van de sociale omgeving alleen doorslaggevend is bij een gemiddeld ontwikkelpotentieel. Meerlagige ontwikkeling vindt volgens Dabrowski plaats bij iemand met een intens potentieel, ook als de groeikwaliteiten van de sociale omgeving te wensen laten. Bij de invloed van de ‘omgeving’ kunnen we ook denken aan de maatschappelijke en culturele context, intergenerationele invloeden en de fysieke en psychologische omgeving waarin een baby opgroeit, te beginnen bij de baarmoeder.
Deze factor bestaat uit autonome groeikrachten. Dabrowski noemt deze groeikracht ‘dynamismen’. Dynamismen komen voort uit een wisselwerking tussen de eerste twee factoren. Het zijn echter spontaan optredende groeikrachten, die niet reduceerbaar zijn tot de eerste twee factoren. Via bewustwording van innerlijke conflicten ontwikkelt zich in een persoon een intense en sensitieve belevingswereld. In deze binnenwereld spelen groeikrachten als zelfcontrole, empathie en creatieve omgang met conflicten een belangrijke rol. In toenemende mate bieden dynamismen zodoende de mogelijkheid om vanuit zelfbewustzijn te kiezen welke innerlijke en externe impulsen te versterken of juist af te wijzen.
De derde factor reguleert op verantwoordelijke en sensitieve wijze de invloeden van de eerste en tweede factor. Dabrowski heeft het in zijn beschrijvingen ook wel over bepaalde ‘kernen’ of ‘kiemen’ van deze dynamismen. De mate waarin deze kiemen aanwezig zijn en verder groeien in een persoon draagt bij aan het (verwezenlijken van) ontwikkelpotentieel.