Spiegel: Zien en gezien worden

Twee ouders zitten tegenover me. Joost en Tanya. Bezorgde ouders van Sasha. Hun kind gedraagt zich op school keurig, maar is thuis onhandelbaar. Boosheid, frustratie, dwarsheid en emotionele uitbarstingen. Er móet iets gebeuren. Liever vandaag dan morgen. ‘Wat kun je doen voor Sasha?’, vraagt Tanya hoopvol.

‘Niets helpt!’, zegt Irem wanhopig tijdens het kennismakingsgesprek over haar kind Sam. Haar partner Kim beaamt dit. ‘Sam is emotioneel onbereikbaar voor ons. Alsof er geen contact is tussen denken en voelen. Dit maakt het voor ons heel lastig om hierin ‘goed’ te reageren en te voorkomen dat Sam zich zo voor ons afsluit.’

‘Hoe staat het met het contact tussen jullie denken en voelen?’, vraag ik aan Irem en Kim.

‘Hoe uiten jullie je emoties?’, vraag ik aan Joost en Tanya.

Stilte.
Ongemak.
Opwellende tranen.
Ruimte.

Joost oogt ineens onrustig door het gepulk aan zijn nagels. Schoorvoetend begint hij te vertellen. Tanya kijkt hem aan alsof ze iets ziet dat ze nooit eerder zag. De tranen en emotie bij haar partner lijken haar even van haar stuk te brengen. Eerder in het gesprek was vooral zij degene die vertelde. Joost knikte regelmatig bevestigend en liet haar het woord voeren. Nu zijn de rollen omgedraaid. ‘Ik kan vrij kort antwoorden op hoe ik mijn emoties uit. Namelijk niet. Pas als ik mijn emoties echt niet meer onder controle kan houden, explodeer ik. Dat is precies wat ik ook zie gebeuren bij Sasha. Ik realiseerde me niet dat Sasha me eigenlijk een spiegel voorhoudt.’

Bijzonder om te ervaren hoe mijn vraag dit inzicht zo snel blootlegt. Ouders die bij mij komen voor begeleiding hoop ik te helpen in de zoektocht naar wat er achter het gedrag van hun kind schuil zou kunnen gaan. Ik heb geen pasklare antwoorden, maar probeer bewustwording te faciliteren door in te stappen in het proces waarin ouders zich bevinden met hun kind. De theorie van positieve desintegratie en de daarbij horende concepten zijn voor mij de bril van waaruit ik ontwikkelprocessen probeer te begeleiden. Dit doe ik bijvoorbeeld met psycho-educatie over hoe emotioneel functioneren zich meerlagig kan ontwikkelen en door te spiegelen wat ik ouders hoor vertellen. Ik confronteer ze soms met tegenstrijdigheden, of ik stel vragen om duidelijk te krijgen in hoeverre hun eigen gedrag een rol speelt in het gedrag dat ze willen veranderen bij hun kind. Zo ook met Kim en Irem.

Kim begint hard te lachen als reactie op mijn vraag hoe het contact is tussen zijn denken en voelen. ‘Er kan geen contact zijn als het voelen überhaupt niet lijkt te bestaan! Ik ben alleen een hoofd en benader alles rationeel. Als er iets van gevoel dreigt te komen, analyseer ik de situatie net zo lang totdat ik het begrijp en er grip op heb.’ Hoe vanzelfsprekend is het voor Sam dat zij haar emoties kan uiten op een voor haar omgeving acceptabele manier?

Patronen

Deze twee voorbeelden van Joost en Kim zijn niet de enige waarbij ouderbegeleiding gericht op het kind transformeert naar één-op-één begeleiding met één van de ouders. Een vorm van begeleiding die gericht is op bewustwording van ontstane patronen gedurende de levensloop. Om van daaruit het kind via de ouders te kunnen helpen. Aandacht voor het ontstaan van patronen bij ouders en erkenning ervan, zijn de sleutel tot emotionele groei en ontwikkeling. Van ouder én kind.

Wanneer ouders zich zorgen maken over de emotionele ontwikkeling van hun kind en daarbij ook de focus leggen op het emotioneel functioneren van zichzelf, kunnen ze gaan voorleven. Het krachtigste instrument om kinderen iets te leren is ouders het inzicht te helpen vinden in zichzelf. Hiermee kan Joost bijvoorbeeld de ongewenste spiegel die Sasha hem voorhoudt, omdraaien en positief voorhouden aan Sasha.

Intensiteit emoties

Op zoek dus naar patronen. Joost blijkt van jongs af aan gehoord te hebben dat hij te overdreven en te heftig reageert. Zijn ouders vonden het overdreven dat hij intens verdrietig kon zijn om dingen die in hun ogen niet zoveel voorstelde: hartverscheurend huilen om zijn lolly die in de zandbak viel. De leerkracht van groep 3 nodigde zijn ouders een aantal keren uit voor een gesprek, omdat hij zich tijdens de gymles of pauze verbaal agressief gedroeg naar een klasgenoot die anderen uitlachte om hun kleding. Als Joost uitgenodigd werd voor een kinderfeestje, sliep hij vooraf dagen slecht, omdat hij het zo spannend leuk vond. ‘Maak je toch niet zo druk! Stel je niet zo aan!’ Mogelijk goedbedoelde reacties, maar verankerd tot de valse overtuiging dat je beter niet kunt laten zien hoe je jezelf voelt, omdat de omgeving dit lastig vindt.

Onbedoeld bracht Joost deze overtuiging aan Sasha over. Hij leefde voor dat hij zijn emoties pas uit op het moment dat het hem echt niet meer lukt om ze binnen te houden. Of pas op het moment dat je jezelf veilig genoeg voelt om dit wel te uiten. Dat is hoe Sasha het nu ook doet: pas thuis in de veilige vertrouwde omgeving. Om Sasha te leren hoe emoties geuit kunnen worden, bedenken Joost en Tanya samen wat zij graag zouden willen zien. Joost gaat zelf de uitdaging aan en begint zijn gedrag met steun van Tanya te veranderen. Dit proces gaat met vallen en opstaan en roept allerlei ontwikkelspanningen op. Joost heeft niet vaak zijn best hoeven doen om iets te leren. Hij kon het meestal gewoon meteen. Dat maakt dit ontwikkelproces extra lastig voor hem. Maar hij zet door en leeft op deze manier aan Sasha voor hoe je emoties kunt én mag uiten.

Cognitieve ontwikkeling

Een ander patroon dat ik in mijn praktijk tegenkom zag ik bij Kim. Op school blonk hij al snel uit. De omgeving prees hem hierom. Hij kreeg complimenten en veel aandacht voor zijn cognitieve prestaties. De focus op zijn cognitieve ontwikkeling was groot en Kim werd door zijn ouders hierin gestimuleerd en gefaciliteerd. Alles wat hij aandroeg dat hij wilde leren, werd door ouders mogelijk gemaakt. Hoewel leren meestal niet aan de orde was, want alles wat Kim probeerde kon hij vrijwel meteen, zonder al te veel moeite. De focus van zijn omgeving lag op zijn cognitieve ontwikkeling, zijn emotionele ontwikkeling bleef onderbelicht. Kim werd, zoals hij dat zelf omschrijft, alleen een hoofd. Het denken is belangrijk en het voelen is er niet. Als het voelen er wel lijkt te zijn, wordt het over-geanalyseerd totdat het begrepen wordt.

Voelen als ondergeschikt aan denken, werd op deze manier een niet helpende overtuiging. Deze overtuiging leefde Kim onbewust voor aan Sam. Als hij Sam vroeg naar wat ze van iets vond, vroeg hij naar de feitelijke mening en niet het bijbehorende gevoel. Als er al een gevoel benoemd werd, reageerde Kim op de feitelijke mening. Op een gegeven moment benoemde Sam het gevoel ook niet eens meer: wat je aandacht geeft dat groeit en wat geen aandacht krijgt dat verdwijnt. Of het implodeert totdat het niet meer draaglijk is en voor de omgeving uit het niets explodeert. Zo ging dat bij Sam. Om Sam te leren dat emoties oké zijn en geuit mogen worden, bedenken Irem en Kim wat zij graag zouden willen zien. Kim gaat zelf de uitdaging aan en begint zijn gedrag met steun van Irem te veranderen. Dit proces gaat met vallen en opstaan en roept allerlei ontwikkelspanningen op. Bij Kim, bij Sam én bij Irem. Ik voer één-op-één begeleidingsgesprekken met Kim, maar ook gezamenlijke gesprekken met Kim en Irem. Langzamerhand worden er stapjes gezet en durft Kim zich open te stellen voor emotionele ontwikkeling. Omdat Sam van haar vader ziet dat het oké is om emoties te ervaren, te voelen en te uiten, wordt ze hierin als vanzelf meegenomen. Kim stelt zich meer open en daardoor Sam ook.

Spiegel

Ook ik kijk regelmatig in de spiegel. Letterlijk én in de figuurlijke zin zoals ik hem hier bedoel. Op de eerste plaats in mijn rol als psycholoog wanneer ik cliënten hoor vertellen over hun proces. Ik probeer oordeelloos te luisteren en hoor soms verhalen of situaties waarin ik me sterk herken. Waar ik denk dat dit helpend kan zijn voor het proces van de cliënt en (h)erkenning op kan leveren, deel ik dit. Gedoseerd weliswaar. Daarnaast houden mijn kinderen me in mijn rol als moeder ook regelmatig een spiegel voor. Ontwikkelspanningen en overexcitabilities die kwetsbaar maken zijn mij niet vreemd. Ik balanceer voortdurend tussen de verschillende ontwikkellagen die Dabrowski beschrijft. Soms ben ik daarbij in balans en soms word ik aan het wankelen gebracht. Ik ben me er bewust van dat ontwikkeling een levenslang proces is met vallen en opstaan. Telkens weer. En hoe meer je valt, hoe sneller je kunt opstaan. Meestal. Alleen of met hulp. En dat is precies de spiegel die ik mijn cliënten probeer voor te houden. Wil je hier meer over weten, neem dan contact met me op.

De namen in de twee casussen zijn gefingeerd en betrokkenen hebben toestemming gegeven voor publicatie. Afbeelding van ATDSPHOTO via Pixabay