Schaamtevol Zelfonderzoek

Onderwijl ik de eerste dag van de specialisatiemodule Begaafdheid, Zingeving en Mindfulness* voorbereid, neem ik verscheidende bronnen over positieve desintegratie nogmaals bij de hand.

Zo lees ik vandaag Living with Intensity, van Susan Daniels en Michael Piechowski.

Op bladzijde 16 staat:

“Dabrowski’s theory describes the process of inner growth wherein the guiding principle is to be true tot oneself. The search for self-knowledge entails inner struggles, doubts, and even despair about one’s emotional, psychological and spiritual shortcomings, and yet it always leads to back to the processes of gaining greater understanding of others, ridding oneself of prejudices, and becoming more self-determined in achieving one’s ideal. Self-knowledge, as Eleanor Roosevelt (1960) observed, is not easily won. She wrote that it takes courage to face oneself and to mindfully examine one’s motives. The protective veiling that hangs there is not easily removed to uncover things in ourselves that are likely to make us wince. Attaining self-knowledge requires patience, determination, and courage. Inner growth of this nature, once it starts, does not stop. Inner forces at work push for new challenges and further development.”

Toen ik dit las, de verwijzing naar het onontzienende zelfonderzoek richting onzekerheid-rijke zelfkennis, moest ik denken aan een blog dat ik onlangs schreef. Een blog over schaamte getiteld ‘Aangenaam Schaamte’.**

——————————————————————-

“Jaren terug sprak ik met dierbaren tijdens een kerstdiner over schaamte.

Ik hoorde mezelf zeggen ‘Nou…schaamte…dat ken ik niet zo.’ Meteen ging er een intern lampje aan. Op een dieper niveau ging er een brandalarm af, maar op dat ogenblik en in die periode van ontwikkeling kon ik alleen de fascinatie voor zelfonderzoek bewust dragen, niet de volledige intensiteit van de ervaring.

Hoezo zou ik geen schaamte kennen?

Ik werd er zowaar gretig van. Geen schaamte kennen, dat leek mij trots gesproken een verarming van het emotionele leven.

Iedereen kent schaamte, meende ik. Dat zat in het emotionele basispakket van de mens-in-ontwikkeling. Het zou toch wel bijzonder frappant zijn mocht ik als enige geen schaamte kennen. Dat klonk wel intrigerend bijzonder, maar ook onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig: ik trapte niet volledig in de tijdelijke ontkenning van onterende kwetsbaarheid via een verbijzondering van mijn status.

Daar klopte niks van, bedacht ik. Dit Schaamteloze Zelf was een rol die ik in een groep innam, klaarblijkelijk.

En opvallende sociale rollen gaan regelmatig samen met emotionele ontkenning.

Deze doorvraag-confrontatie zette een zelfonderzoek in gang. Waar is mijn schaamte?!
De rest van het gesprek zweeg ik en het ongemakkelijke gevoel nam ik mee naar huis. Vanuit het huiselijke isoleren zette deze confrontatie met een gemis aan bewuste schaamte een langlopend onderzoek in beweging.

Een vloed van paradoxen ontketende de schaamte.

Schaamte ontkende ik bijvoorbeeld door mezelf naar anderen wagenwijd open te stellen. Zo ontkende ik een ‘innerlijk’ door hetzelfde innerlijk op ook schrijnende wijze open en bloot (weer) te geven. Eerst door fysiek en emotioneel te versmelten met de ander, later weleens onder de trots geëerde ‘kwetsbaarheid’.

Zo, leerde ik begrijpen, poogde ik alsnog vast te houden aan een geconstrueerd Ik in de ogen van de anderen.

Schaamte had ik opzij gezet, ontzien, te koop gezet, ontheemd. Schaamte zou grenzen voelbaar maken die ik ternauwernood over wilde gaan om de bewustwording van diep gekwetst-zijn het hoofd te bieden.

Bovendien had ik schaamte niet bewust gespiegeld gezien. Ik had haar niet leren kennen in mijn opgroeien, omdat er voor schaamte geen oprechte aandacht was geweest. Dit psychologisch weten is één ding, er als persoon verantwoordelijkheid voornemen door de schaamte wél te leren kennen, is een andere uitdaging.

Door zogenaamd schaamteloos te zijn, kon ik versmelten met mijn omgeving. Een omgeving waardoor ik als puber gevoelsmatig kwetsend weinig gezien werd. Schaamteloos veel, soms. Ik zocht compensatie in openheid tot er niets van een ik in innerlijke ervaring meer over was. Niets meer dan de bevestiging via de goedkeuring, behoeftenbevrediging of projectie van de ander.

Als schaamte mij dan overviel, isoleerde ik mij volledig. Ik rende weg. Angst voor angst brengt exponentieel snelle vermijding.

Dit is verwarrend geweest. Zowel voor mezelf als voor de ander. Eerst geef je jezelf helemaal, dan ga je er abrupt vandoor.

In essentie is zowel het jezelf helemaal geven als het abrupt wegrennen gelijkaardig, maar de bittere praktijk is dat oprecht aanwezig zijn in het contact, ineens heel bewust en met terugwerkende kracht, afwezig was.

Door schaamte opnieuw toe te eigenen, verdiept de ervaring van een Innerlijk dat heimelijkheden kent die niet allen gedeeld hoeven te worden om van waarde te zijn.

Een soortgelijke bewustwording rondom schaamte ervoer ik het afgelopen jaar toen ik een galblaasoperatie ondergaan was. De littekens op mijn buik liet ik impulsief aan dierbaren zien. Dierbaren wiens zorg en aandacht ik wenste na een toch wel intense ervaring van fysieke kwetsbaarheid, verlies van controle en abrupte onzekerheden.

Ik zag het mezelf doen, ik zag mezelf de littekens blootgeven, en dacht: Waarom? Dit is mijn Líchaam, een persoonlijke ervaring van kwetsbaarheid, waarom is het nodig deze littekens te laten zien?

Er sprak weinig vertrouwen uit. Er sprak een poging tot controle uit.

Confronterend was het om simpelweg te zien dat ik het deed omdat ik daarmee op indirecte wijze aandacht en zorg vroeg van mijn omgeving. Het was totaal overbodig om de littekens te laten zien, het was een schaamteloze poging mijn bestaan bevestigd te zien in de reactie van de dierbare bij wie ik mij kwetsbaar voelde en door wie ik bang was verlaten te worden in een periode zo voelbaar vol kwetsbaarheid.

Als ik er bij stilsta, bij deze neigingen, zwelt de schaamte in gewicht. Dat ik mij zó gedraag, exhibitionistisch, en op deze onbewuste manier aandacht vraag.

Wellicht zou het vroeger tot diepe zelfafwijzing leiden.

Schaamteloos-zijn is een illusie. Soms, met regelmaat.

De Ik die dit blog schrijft, strijkt een beetje trots op, dat ook.

Begrijpen is één ding, de schaamte-rijke praktijk op waardige wijze leven is méér omvattend.

Voor je het weet ben je namelijk gehecht aan de schaamte die je eerder nog zo miste.

Zo komt meteen de vraag op: Waarom blog ik? Hoe kan ik de zelfreflectie in openheid aangaan zonder deze schaamteloos te koop te zetten, te propageren?

Schaamte is Schaamte tot schaamte eigenlijk ook Niets meer is, dat niet in woorden te vatten is.

 

————————————————————-

Tijdens het schrijven van dit blog ervoer ik vrijheid, namelijk toegenomen mildheid richting anderen en mezelf en daarbij een bevrijding van een knagend gevoel van inauthenticiteit dat ik voortzette door schaamte niet te erkennen. Ik ervoer echter ook de verdere bewustwording van de schaamte die samengaat met het alsnog uiting geven aan wat wél oprecht, eerlijk, naar waarde en waarachtig is.

Nieuwe gradaties van vrijheid op emotioneel niveau ervaren, dat kan met veel onrust samen gaan.

Ik ervoer zowel zin-erkenning in het eerlijk-zijn als bewustwording van de nog niet ont-dekte lagen ervaringen, de waarschijnlijke ontkenningen die nu nog als abstracte blinde vlekken in mij leefde en daarmee in en op de wereld geprojecteerd werden.

Zelfonderzoek kan bijten. Schaamtevol veel zelfs. Er zijn perioden geweest, ik heb momenten ervaren, waarin ik mij intens schaamde voor dit doorgaande zelfonderzoek. Ik vond dat ik mezelf moest accepteren voor wie ik was opdat ik ‘normaal’ kon zijn, niet zo moest zeuren, doorvragen, eisen zelfs.

Hoewel ik nog steeds geen idee heb wat ‘normaal’ inhoudt en ten diepste betwijfel wat we nu werkelijk aan deze term en het daarmee gepaard gaande begrip hebben buiten statistiek als vakgebied om, besef ik mij nu vriendelijker dat ook de schaamte voor het intense zelfonderzoek een ervaring is om te mogen onderzoeken. Opdat ik mindful leer waarnemen dat schaamte een ervaring is die er ook ‘gewoon’ kan zijn. Whatever ‘gewoon’ inhoudt he….

Zo is de voorbereiding van een lesdag dus ook een, soms intens, zelfonderzoek. Meteen triggert dit de vraag: kan dit wel, is dit wel okee, dat ik als docent ook zelfonderzoekend ben in mijn voorbereidingen? Ben ik dan niet egocentrisch, veel te veel met mezelf bezig, getuigt dit onderzoekende niet van onevenwichtige onzekerheid binnenin mij?

Diep in mezelf, daar waar ik de tand des schaamte als vanzelfsprekend overleef, geloof ik dat een goede docent (zeker wat betreft de thema’s waarmee ik werk) juist openstaat voor zelfonderzoek en als vanzelfsprekend zelfonderzoekend is.

Allicht zó vanzelfsprekend, dat het Zelf-zijn, inclusief schaamte en al wat niet meer aan potentieel intense fysiek-emotionele ervaringen, per ommegaande oprechte verbinding met de ander (mede-mens en dus mede-student) impliceert.

Ja, dit ideaal vraagt om scrupuleus zelfonderzoek.

Scrupuleus, tot liefdevolle vriendelijkheid aan toe. Liefdevol vriendelijk, zélfs – ja voor minder doe ik het niet, ambitieus en schaamtevol – voor het soms verschrikkelijke gevoel door de grond te zakken tot de onverdraagzame hitte van de kern van onze planeet aan toe.

*Zie: https://www.novilo.nl/specialisatie-modules/begaafdheid-zingeving-mindf…
** Zie: www.lottevanlith.nl