Vreugde en Verdriet in elkaars nabijheid

Schaamte relateer ik onder andere aan herinneringen van intense emoties. En dan bedoel ik niet alleen intense emoties die niet naar de norm zijn in hun intensiteit (hoewel verderop zal blijken dat het hier wel mee te maken heeft). Ik herinner verdriet, dat bij volle beleving vaak ook neerkwam op vreugde. Dit in elkaars nabijheid bestaan van vreugde en verdriet heb ik meermaals als schaamtevol ervaren (ook dat nog..), met name in gezelschap.

Want een geliefd iemand stond mij bij in het verdriet en onderwijl ik hier uiting aan gaf, kwam de vreugde over het geleerde inzicht alweer opborrelen. Dit stuwde mij enerzijds om daaropvolgende keren ook het verdriet volledig gewaar te worden, want zodoende lag daar een inzicht op de loer. Er zou zich (naar Rilke’s prachtige verwoordingen) een nieuwe toekomst aandienen; het verdriet wijst de innerlijk ontluikende toekomst de weg naar buiten toe. Naar degene die mij bijstond, bijvoorbeeld mijn partner, ervoer ik daaromtrent echter ook zwaarte, neeg ik wederom in elkaar te duiken, mijn handen voor mijn gezicht te trekken zodra de vreugde zich spontaan liet zien. Een rollercoaster, ik!

Ik vroeg, middels niet-ontziende openheid weliswaar, mijn partner’s steun bij het dragen van het verdriet. Daar zat ik dan, met bewaterde ogen, uitgelopen mascara, knieën opgetrokken, in zijn armen, om mij per ommegaande ook weer uit deze positie te bewegen, mijn armen omhoog te slaan, te verzuchten, glimlachend het inzicht te bejubelen. Het was niet zijn reactie die de schaamte sommeerde, ook hij lachte mee en erkende in deze rappe beweging ‘van binnen naar buiten’ echt mij, zoals hij het zei.

Ikzelf ervoer er innerlijke twisten over. Alsof mijn partner’s oprechte aandacht reddeloos verdriet als voorwaarde kende, dat ik geen verwarring zou moeten zaaien door des levens leerprocessen op zulke emotioneel beladen momenten zo nadrukkelijk centraal te stellen. De snelheid waarmee ik met het verdriet meé-bewoog richting levensvreugde, al waren er maar enkele minuten gedeelde stilte tussen ons, al was het maar minuscule doch zeer accurate spiegeling van mijn partner, dat zou in volheid laten zien hoe anders, misschien zelfs ‘mis’ ik in elkaar zat. Ik was dus kwetsbaar én ik voelde mij stevig levendig, de ervaring vroeg om voorbij rolpatronen bewust te zijn van de emotionele dynamiek in het moment.

Wist ik veel dat de zelfkritiek die ik bij deze emotionele complexiteit opvoer tevens een expressie was van leernood, van de emotionele wens affect te ervaren, zodoende van affect te leren. De zelfkritiek is een andere expressie van de zo als eigen gevoelde ontwikkelwensen, en hoewel gedreven ontwikkelen soms de perverse prikkel tot verhardende of ondermijnende zelfafwijzing impliceert (te meer omdat ik jaren hieraan voorafgaand nog weleens en beschamend, of laat ik zeggen onwetend, onbewust “ongeleid projectiel” werd genoemd), was deze kritiek net zo goed de rauwe versie van de leer-modus die verdriet met vreugde deed vergezellen.

Ik heb ook een verlangen tot het voelen van emoties, de grote leermeesters die het zijn. Noem het platweg sensatie-zoekerij (waarvan ik meen, wellicht verdedigend of beledigd, dat het de lading niet dekt), sinds heugenis ervaar ik ook een plezier of laten we zeggen voldoening in de ervaring van ‘moeilijke emotionele ervaringen’. Dit laatste wil niet zeggen dat ik bewust ‘negatieve’ emoties opzoek, het zegt wel dat de ervaring van negatieve emoties vaak samengaat met positieve emoties. Er schuilt beloning in de moeilijke ervaring. De beloning betreft inzicht, groei, vergezichten, helderheid, dankbaarheid: geen ervaringen om weg te wensen.  

Dit laatste vind ik sociaal gezien soms verwarrend, het resoneert ook met de ondertussen slapende overtuiging ‘anders’ te zijn. Gelijktijdig – het is ook niet eenzijdig hier – bieden de positieve emoties een meer brede en flexibele cognitieve stijl met zich, wat mij er toch weer van doet overtuigen de moeilijke ervaringen niet uit de weg te gaan, ook al detoneert deze tendens een ongemakkelijk anders-zijn: het verdriet krijgt betekenis in een groter geheel van zingeving, gestuwd door nieuwsgierigheid, openheid, exploratie, zelfs avontuurzin.

Ik kaart de schaamte erover aan, omdat het de schaamte is die ik ervaar als remming op het bewust ervaren van deze emotionele intensiteit en complexiteit. Gelukkig kon ik samen met mijn lief leren zowel het verdriet als de vreugde te beleven in een relatief kort tijdsbestek, konden we een gedeeld bewustzijn creëren dat draagvlak bood voor beide, dat de intense dynamiek of rappe schakeling niet tot een afgedwongen keuze en reductie verbood. Zo konden we ook weer van elkaar leren. Als verdriet en vreugde er beide kunnen en mogen zijn, dan is ‘ons universum’ ook groot genoeg voor onze beider ervaringen en narratieven. Met dit geweten herschreef ik mijn narratief en kon ik de schaamte als schaamte leren kennen. Ik zou zeggen als secundaire emotie, regulerend in doen en laten; de norm nastrevend in plaats van de diepe waarden ondersteunend.

Toen de norm als schaamte in mij aan lading verloor, zag ik dat het samengaan van verdriet en vreugde eerder een principe of wetmatigheid van emotioneel leven schetste dan keurmerk van ‘onverbonden anders-zijn’ betrof, dat mijn waarden mogelijkerwijs slechts een afgeleide, persoonlijke ervaring van het principe waren.

Gelijktijdig besefte ik dat we emotioneel ook biodivers zijn, dat ik geen vreugde over inzicht bij ieders verdriet moest, kon, mocht of zou moeten verwachten. Niet ieder gaat bij wijze van spreken gewillig op sommige, lastige emoties af in de overtuiging een leerproces te leven. Niet ieder herkent zich in (uiteraard ook weer sommige) beschrijvingen van hoogsensitiviteit, integratieve complexiteit of emotionele intensiteit. Dat deed ik wel, en als dat gebeurde: volhartig. De innige verbinding tussen verdriet en vreugde, zoals ik deze regelmatig heb ondervonden, onderstreept deze herkenning. Van ‘ongeleid projectiel’ werd ik iemand die, bijvoorbeeld, in verbeelding kon dansen met de dood en zo, symbolisch, omging met verdriet over eindigheid.

Ontroerd raakte ik vervolgens over het besef blijkbaar zó in mijn gevoelsleven te bestaan: waar negatieve emoties zijn, zijn positieve emoties, en waar verlangen opborrelt, stond angst in de startblokken zich met het voorziene avontuur te bemoeien. Ik concludeerde dat het kunnen leven van de schijnbare paradox de eigenlijke uitdaging was, níet het afwijken van een geconstrueerde norm. Onvermijdelijk, want leren van hoe het leven voelt…dat is een imperatief!

Positieve desintegratie betekent voor mij oók de waardering van het moeilijke, opdat deze waardering de weg plaveit voor precieze intenties. Soms betreft dit een intensieve, cognitieve herwaardering (“re-appraisal”), soms is dit een gekozen ritueel in de omgang met verlies of verdriet, soms is dit verstillen als uitnodiging voor het ‘moeilijke’ om te manifesteren in mijn bewuste beleving, zonder verzet.  Dabrowski’s theorie, de groeidynamiek die hij hierin beschrijft, ontschaamde richting de norm waar ik niet aan voldeed en wakkerde het innerlijke weten aan dat verdriet mij alles kon vertellen over waar ik naar verlangde te leven.