R. schreef een hoogstpersoonlijk stuk over depressie, over en in gesprek met zíjn depressie.
‘Ik haat je! Uit de grond van mijn hart wil ik je toebijten dat je me na al die tijd eindelijk verlaat! Maar we weten allebei dat dit nooit gaat gebeuren. En om eerlijk te zijn, ben je ook zo’n wezenlijk onderdeel geworden van wie ik ben, dat ik niet zonder je zou kunnen bestaan. Dus omarm ik je en hoop ik dat we op een symbiotische manier onze weg kunnen vervolgen.
Je hebt me dan wel vaak voor hete vuren gesteld, maar je hebt me ook geleerd om te vechten. Te vechten tegen jou, maar steeds meer ook met jou. Nu ik je accepteer als onderdeel van mezelf zie ik in dat ik je ook heel dankbaar moet zijn voor alle creativiteit die je me schenkt en de onweerstaanbare en onuitputtelijke wil om te groeien.
Van die groei ben jij de grootste motor. Helaas zo groot, dat we beiden geen stilstand meer verdragen. Dat het dagelijks op de rem trappen onze energiebalans verstoort: ik loop leeg en jij laadt bij. De precaire balans blijft een lastig punt.
Strikt genomen weet ik dat er geen reden is dat jij in mijn leven bent. Ik heb namelijk niets om depressief over te zijn. Gelukkig getrouwd, twee kinderen, een goed stel hersens en een sterke fysiek. Dat maakt het ook zo lastig. Niemand kan je namelijk zien. Hoe je me van binnen bij tijd en wijle zo ontzettend opvult dat al het mooie en goede plaats moet maken voor de uitdijende leegte van jouw groei in mijn geest. Omdat je onzichtbaar bent, is er veel onbegrip. Zelfs ikzelf begrijp onze aanhoudende band niet zo goed. Ik dacht je al een paar keer definitief verslagen te hebben, voordat ik me realiseerde dat niet elk veelkoppig monster geslacht moet worden. Ook zij moeten soms geknuffeld en gekoesterd worden, omdat ze nu eenmaal een plek op deze wereld hebben. Ik prijs me gelukkig dat ik in staat ben om jou te mogen knuffelen, om je te koesteren als míjn depressie. Op die manier ben je tenminste geen bedreiging voor anderen. Kom hier depressie, laat me je omarmen. Maar wil je me soms alsjeblieft iets meer rust gunnen? Een paar maandjes niet groeien is toch ook niet erg?’