In 2014 beschreef Maarten Wubben zijn (wat mij betreft tijdloze) visie op de rol van onderwijs binnen de voorbereiding op deelname aan de samenleving in 2032. Onderstaand artikel schreef Maarten in reactie op de discussie die destijds door staatssecretaris Sander Dekker werd ingeluid. Maarten betrekt in zijn reflecties op overtuigde en overtuigende wijze concepten uit Dabrowski’s theorie over persoonlijkheidsontwikkeling. We delen deze reflecties daarom graag op deze blog!
#Onderwijs2032: Wat moeten kinderen leren op school zodat ze klaar zijn voor hun toekomst?
Denk eens aan je eigen carrière, nu of in de toekomst. Hoeveel tijd die je op school hebt besteed is hiervoor echt van direct belang geweest of zal dit zijn? Stel dat je alle kennis en vaardigheden die je op school hebt opgedaan en die relevant zijn voor je carrière plotsklaps zou vergeten, maar je huidige denkniveau, zelfkennis en sociaal-emotionele ontwikkeling zou behouden. Hoe lang zou je dan volledig toegewijd en gemotiveerd moeten studeren om die kennis en vaardigheden weer op te doen? Een aantal maanden? Een paar jaar?
Denk nu eens aan hoeveel tijd je op je werk liever productiever had willen besteden. Bijvoorbeeld als gevolg van arbeidsconflicten, misverstanden, irritaties, afleidingen, stress, besluiteloosheid en uitstelgedrag. Hoe verhoudt deze tijd zich tot de minimaal benodigde tijd die het opdoen van kennis en vaardigheid zou vereisen?
Kennis en vaardigheden zijn als software. We kunnen kennis en vaardigheden ‘installeren’ (aanleren), ‘verwijderen’ (vergeten), en ‘herinstalleren’ (opnieuw aanleren). Daar kunnen we vrij flexibel in zijn. Belangrijker is dat ons besturingssysteem deugt, zodat we gemotiveerd en geïnspireerd zijn om optimaal te leren. Met een goed besturingssysteem halen we alles uit onze aangeboren ‘hardware’, waardoor we niet alleen meer software kunnen installeren, maar ook betere software. De installatie zelf gaat ook sneller en soepeler. Onderwijs zou dan ook op de eerste plaats ons ‘besturingssysteem’ moeten verbeteren en pas op de tweede plaats onze ‘software’.
Deze computermetafoor gaat natuurlijk niet helemaal op. Zo willen we waarschijnlijk een besturingssysteem dat onze hardware weliswaar volledig benut, maar niet voor allerlei malafide doeleinden. De term ‘persoonlijkheidsontwikkeling’ is daarom handiger dan ‘besturingssysteem’. Voor ‘Persoonlijkheid’ zou ik dan de definitie van de humanistische psycholoog en psychiater Kazimierz Dąbrowski willen gebruiken: “een zelfbepaald, zelfbekrachtigd, van zichzelf bewust, geïntegreerd geheel van de meest essentiële, positieve, menselijke kwaliteiten”1.
Hoe zou onderwijs eruit zien waarin specifiek dit soort persoonlijkheidsontwikkeling centraal staat?
Ten eerste zouden de autonomie en authenticiteit van kinderen maximaal gestimuleerd worden. Al vanaf hun geboorte zijn kinderen weergaloos leergierig en leren zij dan ook zonder weerga. Leren lopen, leren waarnemen, praten en luisteren, en zelfs zich leren hechten aan anderen, de eigen emoties leren kennen en een zelfbeeld te ontwikkelen—dit alles gebeurt autonoom, zonder een van boven opgelegd leerplan, en authentiek, met aanzienlijke individuele verschillen tussen kinderen als het gaat om wat geleerd wordt, wanneer en hoe.
Natuurlijk is dit enorm succesvolle leren ook deels toe te schrijven aan een unieke levensperiode. Maar het punt is dit: Vanaf de geboorte is de motivatie om te leren intrinsiek—volledig afkomstig uit het kind zelf. Het is weinig verrassend dat zulke intrinsieke motivatie ook tot de beste leerresultaten blijkt te leiden2. Daarom moeten scholen het leerplan ook zoveel mogelijk op basis van de unieke, intrinsieke motivatie van het kind bepalen.
Inderdaad zal dit betekenen dat sommige kinderen al op hun vijfde leren schrijven en anderen pas op hun achtste. En dat sommige kinderen zich al vroeg specialiseren in bepaalde vaardigheden zoals programmeren, tekenen of natuurwetenschappen terwijl andere kinderen zich hier nauwelijks op richten. Maar gestandaardiseerde leerstof en klassen die zijn gesorteerd op leeftijd zijn dan ook geenszins absoluut noodzakelijk voor goed onderwijs.
Ten tweede zou onderwijs waarin persoonlijkheidsontwikkeling centraal staat doordrenkt zijn van een beter begrip van welke krachten precies persoonlijkheidsontwikkeling drijven. Hier suggereert Kazimierz Dąbrowski, breed gesteund door de academische onderwijsliteratuur op dit gebied3, dat de potentie tot persoonlijkheidsontwikkeling zich in kinderen vooral manifesteert via zogenaamde ‘overprikkelbaarheden’— een sterk verhoogde responsiviteit van het centrale zenuwstelsel op stimuli als gevolg van dunnere zenuwen, gevoeligere uiteinden en snellere synapsen4,5. Zo kan overprikkelbaarheid zich intellectueel uiten in een onverzadigbare leerhonger die echter voorbijgaat aan de reikwijdte van de lesstof, of psychomotorisch in een excessieve drive en energie die echter stilzitten in de klas onmogelijk maakt. Zo zijn er meerdere overprikkelbaarheden die, indien miskend, tot onderpresteren kunnen leiden, maar indien adequaat gestimuleerd juist persoonlijkheidsontwikkeling kunnen versnellen. Het is dan ook een cruciale taak voor scholen om leerlingen te helpen hun eigen overprikkelbaarheden constructief te hanteren voor hun toekomst.
Je zou je natuurlijk af kunnen vragen hoe onderwijs eruit ziet wanneer overprikkelbaarheden en zelfs intrinsieke motivatie niet aanwezig zijn, en of zij altijd de juiste koers aangeven. Hier is absoluut een belangrijke rol weggelegd voor leerkrachten en ouders. Maar wellicht is er ook een heel gegronde reden voor een gebrek aan intrinsieke motivatie in een kind. Wanneer een kind uit een gebroken gezin komt en daardoor worstelt met hechtingsproblemen, lijkt het niet zo vreemd dat zo’n kind niet intrinsiek gemotiveerd is om, zeg, Franse woordjes te leren. In dat geval is een kind eerder gebaat bij coaching van een mentor die wel een veilige hechtingsomgeving kan verschaffen. Wanneer onderwijs op die manier voorbereidt op het leven, zal een kind uiteindelijk ook op de arbeidsmarkt zelfredzamer zijn.
Hoe de wereld er in 2032 ook uit zal blijken te zien, een kind dat tot een Persoonlijkheid is uitgegroeid zal die toekomst autonoom, authentiek, veerkrachtig, vindingrijk, bezield en efficiënt tegemoet gaan. Wanneer extra vaardigheden en kennis in een bepaalde situatie nodig blijken, zal het leren hiervan voor zo iemand slechts een bescheiden obstakel zijn. Laat daarom de intrinsieke motivatie van het kind de toekomst creëren, in plaats van dat een ijdele voorspelling van de toekomst het kind creëert.
Dr. Maarten Wubben (1983) is opgeleid als sociaal psycholoog en werkt als freelance schrijver, psycholoog, en docent.
Referentielijst
1 Dąbrowski, K. (1967). Personality-shaping through positive disintegration. Boston: Little, Brown, p. 5.
2 Deci, E. L., Vallerand, R. J., Pelletier, L. G., & Ryan, R. M. (1991). Motivation and education: The self-determination
perspective. Educational Psychologist, 26, 325-346.
3 Mendaglio, S. & Tillier, W. (2006). Dabrowski’s theory of positive disintegration and giftedness: overexcitability research
findings. Journal of the Education of the Gifted, 30, 68-87.
4 Kooijman-van Thiel, M. B. G. M. (red.). (2008). Hoogbegaafd. Dat zie je zó! Over zelfbeeld en imago van hoogbegaafden.
Ede, Nederland: OYA.
5 Mendaglio, S. (2008). Dabrowski’s theory of positive disintegration: A personality theory for the 21st century. In: Mendaglio, S. (red.), Dabrowski’s theory of positive disintegration, Scottsdale, AZ: Great Potential Press, hfdst. 2.
@SanderDekker Intrinsieke motivatie en Persoonlijkheid eerst, dan volgen kennis en vaardigheid vanzelf goo.gl/KtUFzQ #onderwijs2032