Ze is een indrukwekkend gedreven persoon. Zelfverbetering zou door haar uitgevonden kunnen zijn, al zou het dan een overtreffende trap geweest zijn: het Zelf op hoogten zijn die jezelf nog niet overziet. Op relatiegebied, in haar carriere, als liefdespartner, als dochter en als student; binnen al deze contexten, op al deze levensgebieden en in al deze sociale rollen heeft ze willen excelleren.
Tijdens het klimmen kwamen deze levenslustige motivaties al enige tijd als opgelegde overtuiging drangmatig naar boven.
Ze klom tegen bergen op en kwam zichzelf tegen, en kon even niks meer zien dan zichzelf. Snakkend naar verminderd zelfbewustzijn werd haar bewustzijn zich van zichzelf benauwend bewust.
We spraken in een van de sessies tijdens een coachingstaject over emoties die in versneld tempo en qua ervaring geintensiveerd dominant werden tijdens het sporten. Specifiek tijdens het sporten. Juist die activiteit die haar ‘ondanks alles wat er misging’ op de been hield, waar ze zich levendig en vitaal voelde.
Ze had de dominantie van emoties tijdens het sporten vooralsnog begrepen als kenmerk van haar innerlijke criticus. De interne scheidsrechter die haar, met name onder gevoeld, toeziend oog van anderen, op weinig empathisch coachende wijze vertelde op hoeveel duizend wijzen ze aan het falen was.
Deze interne criticus had wel wat empowerment gebracht, maar begon haar nu dwars te zitten en te veel van de voldoening die ze uit sport haalde, werd onder zijn aantijgingen ondermijnd.
Ze begreep haar oplopende emotionaliteit, tot aan paniek aan toe, als signaal dat ze van zichzelf eiste tot het uiterste te gaan, dat alleen dán voldoening mogelijk zou zijn. Ze begreep het als een te hoge standaard, een standaard waar haar plezier aan onder doorging, onderwijl ze juist die uitersten als motivatie voelde. Verwarrend. Het uiterste als voorwaarde om uberhaupt te kunnen genieten, en als dat niet lukte, dat verbeelde uiterste tot een gepresteerde, erkende uiterste te realiseren, dan was het geen geslaagde poging. Hoe meer dit laatste in waarheid toenam, hoe meer het sporten tot een eis werd.
“Ik zou tenminste alles geven wat ik in me heb, tenminste zou ik mijn best dóen.”
Ze deed ontzettend veel moeite om zich volledig te geven. Geen kans ging verloren om nog meer moeite te steken in het vinden van haar eigen breekpunt. Het breekpunt was noodzakelijk, naar haar duiding, om het sporten als zinvol te ervaren, en het breekpunt werd haar nu een blok op de maag. Dat klom niet zo soepel, alles behalve licht.
Als je niet voor het uiterste gaat, waarvoor dan wel?
Zoveel herinneringen aan zich in moeten houden stuwden haar beweegdrang verder voort.
Op alle gebieden waar ze actief was en het uiterste gaf, voelde ze zich immer emotioneel intens. In vergelijking met anderen en ‘binnenin’ zichzelf was die intensiteit met regelmaat vervreemdend. Ze kende niemand die zo ongewoon emotioneel kon reageren, als het ware ‘out of the blue’.
Tijdens het hardlopen werden de emoties soms dermate buitenproportioneel, dat ze zich naar haar hardlooppartner verontschuldige voor een astma-aanval daar waar ze eigenlijk in paniek raakte.
We spraken over haar interpretaties van de emotionaliteit. Veel betekenis werd gezocht in de beangstigende blik en mening van de ander, de kans op afwijzing, de eerder al eens besproken en bevraagde innerlijke criticus, en de wens het allerbeste te presteren.
Tijdens het sporten kwam dit allemaal samen, allerlei gebieden waar ze wilde en kon excelleren; de sociale context, de gedrevenheid, de gevraagde mentale concentratie, de mogelijkheid tot een volle, zelfactualiserende piekervaring.
Echter, het sporten werd zo langzamerhand niet meer zo prettig. De paniekaanvallen namen in frequentie toe en de innerlijke criticus eiste al dagen voor de training toe veel ruimte op in haar binnenwereld.
Toch bleef de basale overtuiging dat er “iets” was dat ze middels het sporten kon overwinnen. Dat het juist in díe ervaring lag waar ze het uiterste uit zichzelf kon halen.
Zo verwoordde ze dit meermaals: het sporten was dé mogelijkheid om tot het uiterste te gaan.
Ze had dit uiterste eerder al eens verwoord in cijfers. Ze vond jarenlang dat ze steeds minder moest wegen. Dat zou het klimmen ten goede komen. Zo ontwikkelde er zich een eetprobleem en de verwarring over de controle die ze daarin vond en verloor tegelijk.
Ze had dit uiterste jarenlang verwoord in termen van hoogte en snelheid. Soms als techniek, of als prestatie bij een klimwedstrijd.
Ze had dit uiterste verwoord als de frequentie waarmee medeklimmers haar mee vroegen op klimvakantie.
Ze had alle mogelijkheden aangegrepen om “het uiterste” in cijfers te duiden en haar focus volledig daarop te richten.
Een digitaal breekpunt te vinden en boven zichzelf als gereduceerd tot een hoeveelheid kilo’s uit te stijgen.
Ze had een buitengewone hoeveelheid doorzettingsvermogen. De moeite die ze erin stook om progressie te boeken, was groot.
Je zou kunnen zeggen: ze stook er zoveel moeite in als dat ze er emotievol over was. Leren was voor haar leven, en als ze eenmaal zich gemotiveerd voelde en gehecht was aan een prestatie, dan ging ze er als een afgevuurd raket op af.
Maar die gedrevenheid zat haar de laatste tijd in de weg, ervoer ze. Ze kon niet meer zo genieten van de vlucht die haar doorzettingsvermogen met haar nam. Ze voelde zich eerder overgeleverd aan plots opdringende emoties.
Toen we er over spraken, lichtte ik toe hoe je “emotie” ook kunt zien en begrijpen als “moeite”.
Dat maakt zin, zei ze licht lachend.
Ook stond ik even met haar stil bij het gegeven dat emotioneel relatief prikkelbare personen hun emoties vaak des te intenser somatisch ervaren. Als iemand in hun omgeving bijvoorbeeld oneerlijk is, voelt de emotioneel prikkelbare persoon een wat felle steek in de buik. Of als er spanning heerst in een sociale situatie, dan kan de emotioneel gevoelige persoon er misselijk van worden.
Althans, dit kan gedurend een periode kenmerkend zijn voor de emotioneel prikkelbare ervaring. Bewustwording en nieuwe omgangsvormen ermee en bemoedigende betekenisgeving kunnen alle, bijvoorbeeld, een positief-prettige, regulerende maar niet verdovende of ont-zinnende invloed hebben op deze overprikkelbaarheid.
Een ander voorbeeld betrof sport, gaf ik aan.
Als in de sportuitoefening veel van de ook sociaal belangrijke motivaties samenkomen, neemt de emotionele gevoeligheid ter plekke wellicht toe.
Daarnaast en niet onbelangrijk in deze context: terwijl je sport beoefent, ben je zeer actief in beweging: tijdens het klimmen stroomt haar bloed sneller, haar hart klopt harder, haar spieren spannen zich aan.
De fysiek-emotionele inspanning is zo bekeken behoorlijk intens: beweging op beweging op beweging. Moeite na moeite na moeite. Emotie op emotie op emotie.
Toen we erover spraken viel ze meermaals stil.
Ze nam, kenmerkend voor haar, de tijd om te “processen” waar we over spraken. Zoals vaker hief ze af en toe een zin aan, om deze vervolgens weer te laten gaan. Er gebeurde van alles binnenin haar, zonder dat er een duidelijk woord volgde.
Zoiets gebeurde tijdens het sporten ook.
De kwartjes begonnen te vallen, het bloed stroomde waar het eerder tot hartkloppende frustratie aan toe stokte.
Het werd een van de meest stille Skypesessies die we hebben gehad, maar de emotie was alom voelbaar, dwars door fysieke afstand heen.
Het werd een moeiteloze sessie, voor mij, maar vol emotie.
Ineens begon ze weer te spreken en zei ze zoiets als: “Ah, als ik sport en ik voel paniek opkomen, dan manifesteren emoties uit vroegere situaties zich, die vragen om aandacht, die worden uitvergroot tijdens het sporten, tijdens het fysieke bewegen.”
Weer even stil.
“Ik had er nooit bij stilgestaan dat emoties ook zo fysiek zijn. Ze waren voor mij sociaal. Er vallen zoveel kwartjes.”
Nog even stil. Enkele zuchten, verzuchtingen, ont-spanningen en “hmms” later;
“Wat ik kan doen tijdens het sporten, is de emotie ook fysiek voelen. Ik heb er nooit zo naar gekeken, mentaal, dat emoties ook fysiek zijn. Daarom ben ik bang voor het sporten. Mijn lichaam vertelt mij iets en ik ben met mijn innerlijke criticus ‘in gesprek’.”
Ik moest lachen. Licht.
“Als een zijpaadje…ik sprak laatst met mijn vriend en hij las over verschillende vormen van huilen. Bijvoorbeeld als je verdrietig bent of als je iets moois ziet. Dit laatste heb ik nooit ervaren en mijn vriend wel. Hij vertelde het zelfs met tranen in zijn ogen. Dat maakte zoveel indruk. Vervolgens vertelde hij dat mensen ook huilen als ze ontroerd zijn omdat een levensles doordringt en je zeker weet iets waardevols te hebben ervaren. Dat heb ik nu…”
We waren beide stil. Ongewoon en sprekend lang.
Dit was een mooi moment om de sessie af te ronden en de voortgang aan de persoonlijke ervaring, beoefening en eigen luistervaardigheden over te dragen. Het opgedane inzicht zou tijdens het klimmen verder indalen. Daar had ik veel vertrouwen in.
De tranen van ontroering zouden hun werk doen, daar deed ze reeds zoveel moeite voor.
Tijdens het klimmen zou voor haar de mogelijkheid moeiteloos ontstaan om dit inzicht als zodanig en (in eerste instantie moeitevol, bewust) te ervaren en de strijd met het uiterste aan moeite in zichzelf (de emotionele extremen) als een bewust gedreven persoon te transformeren tot het vol ervaren van wat zich in het moment voordeed.
Daar had ze een geweldige emotionele conditie voor, wist ik. Ze had tenslotte de ideale activiteit gevonden om moeiteloos vol emotie te leven. Althans, in het moment, waar de prestatie verwordt tot het doorvoelend er te laten zijn wat er dán is. Het potentieel actualiseren, daar was ze allerbest in, wist ik. Ze zou zichzelf in diepte treffen en tot onbekende hoogten opklimmen. Emotioneel.
Het uiterste kon zijn wat het was en hoefde ze niet uit zichzelf (weg) te halen.
*Dit stuk is geinspireerd door coachsessies uit het verleden, is een verzameling uit enkele herinneringen, en grotendeels vertaald.