We besloten elkaar op een vrijdag in Utrecht te treffen. Ik twijfelde al even, want ik zou die dag een andere, vrij intensieve afspraak gepland hebben en bovendien waren de afgelopen dagen onvoorzien vol. Ervaring had mij geleerd dat ik gaandeweg behoefte zou hebben aan ongevulde ruimte en vrijdag lag volgens mijn voorstellingsvermogen precies in ’t midden van de ‘gaandeweg’.
“Bij twijfel, altijd nee”, zei een kennis regelmatig. Ik had eerder het omgekeerde geleerd, onder andere door ten tijde van rusteloze onzekerheid naar mijn sociale omgeving te kijken en af te gaan op de door mij op dierbaren geprojecteerde verlangens. Een twijfel werd dan meestal een ‘ja’. Het zou te kort door de bocht zijn nu te concluderen dat de twijfel een eigenlijke nee signaleerde. Tenslotte ervoer ik daadwerkelijk begaan te zijn met de wensen van dierbaren. Echter, als ik zelf niet zeker wist wat ik wilde (wellicht omdat een nee angst voor ongebondenheid inboezemde), leunde ik in sterke mate op de invloed van omgeving en niet op mijn persoonlijke besluitvorming. Hoe groter de onzekerheid, hoe sterker deze neiging.
Van deze motivatie-verwikkeling ben ik ondertussen bewuster geworden en ik aanschouw de neiging vaker dan dat ik erin mee beweeg. Soms, echter, in interactie met personen wiens twijfel ik met vooruitwerkende kracht voel inwerken op mijn besluiteloze houding, is de vroegere neiging dominant. Dit was nu het geval. Energie-kostende werkzaamheden eerder in de week hadden tevens tot de verminderde veerkracht bijgedragen.
Een paar dagen na het maken van de afspraak, in afwezigheid van een dierbare sociale omgeving en verzonken in de anonimiteit van een grote stad, stolde de eerder vage twijfel tot meer pedante terughoudendheid. Ik sprak nadien de vriend met wie ik de afspraak gemaakt had aan, en gaf aan een slag om de arm te willen houden. Wellicht, zei ik, zou ik geen zin hebben om vrijdagmiddag om te reizen en inderdaad onze afspraak na te komen. Ik begeerde leegte.
Angst voor onverbondenheid stimuleerde om op het moment van uitspreken weg te kijken.
De vriend zei even niks, zijn lippen drukte hij op elkaar, zijn ogen sloegen even naar de grond toe dicht, zijn wenkbrauwen trokken ferm naar elkaar toe. Teleurstelling.
De stilte doorbrak hij met argumenten, in gesloten vraag-vorm. Waarom voerde de boventoon, zonder de waarom expliciet te benoemen. Geen van de argumenten verwees naar de gemaakte afspraak of naar zijn gevoelservaring op mijn geponeerde slag om de arm. Hij bevroeg mijn planning, ontwaardde andere gemaakte afspraken, suggereerde dat een andere mogelijkheid niet gauw ophanden zou staan.
Ik lichtte mijn twijfels toe en hij ging in discussie met mijn redenaties, maar spiegelde de toelichting die ik gaf niet. Al gauw merkte hij deze omstrijdende aanpak op en sloot zijn laatste waarom-vraag af met een abrupt “Laat maar, dit heeft geen zin.”
Kortstondig verbouwereerd, wilde ik op de communicatie inzoemen en ter plekke uitpluizen wat er nu gebeurd was tussen ons, welke boodschap hij en welke boodschap ik nu hadden gedeeld met elkaar.
Daar bleek op dat moment geen ruimte toe, al spiegelde de vriend op heldere wijze dat zijn neiging tot argumenteren voorbijschoot aan mijn geuite verlangen tot ongeordende ruimte.
Ervaring had ook geleerd om het hier, nu, even bij te laten. We erkenden elkaars onbewustheden en gingen na een korte, niet per se veelzeggende maar wel klarende opheldering op prettige voet verder.
Enkele uren later spraken we over de emotionele omgang door adolescenten met huiselijke stress, verwijzend naar artikelen die ik gelezen heb en casuïstiek die ik in de praktijk tegenkom. Ik vertelde over een meid van 13 die een grote neiging liet zien zich in somberheid en zwijgzaamheid terug te trekken, afgewisseld met sporadische woede-uitbarstingen en minachtende blikken en woorden richting haar moeder. Dit gebeurde onderwijl er grove ruzies thuis plaats vonden tussen moeder en vader.
De vriend herkende zijn vroegere reacties op voor hem voorheen bestaande conflictsituaties, ook hij neigde zich terug te trekken en lichtte toe dat er soms niets anders op lijkt te zitten dan je af te zonderen als er geen ruimte voor het oprecht delen van je ervaring bestaat. Of, zoals hij dit specifiek en met meer emotionele expressie zei, als er continu machtspelletjes bezig zijn. Aan de verzuchting te horen, was deze herkenning een soortement van eindpunt in een proces van zelfreflectie en na te beamen deze neiging ook terug te zien en via andere uitingsvormen ook bij mezelf te traceren, lieten we dit onderwerp gaan.
De volgende dag besloot ik terug te komen op onze uitwisseling over de afspraak en over het benoemde terugtrekken. Afgaande op de ervaringen die ik met de vriend deelden, ervoer ik dat ook wij in onze vriendschap bij tijd en wijle geneigd waren ófwel terug te trekken ofwel een discussie (machtsspel) aan te gaan.
Ik voelde echter de behoefte om hem te begrijpen, meer dan met hem in discussie te gaan, ik voelde de behoefte om onze communicatie op een ander plan te plaatsen. Samen!
Ofwel, ik meende dat we meer van elkaar konden leren, op emotioneel gebied, ook, als we gradueel meer openheid zouden kunnen delen.
Het leek mij beter om een eerste stap via een geschreven bericht te maken om deze verlangens en de daaraan verwante context en interpretatie te delen. Het gesprek over de adolescente en onze interactie rondom de gemaakte afspraak zag ik als een geheel van referenties van waaruit we misschien een opening konden realiseren om assertief met elkaar de emotionele beleving en de communicatie daarvan binnen de vriendschap te spiegelen.
Ik schreef, telkens bewust pogend te zijn niet over de scheef te gaan.
Toelichtend dat het meisje zich ofwel terugtrok ofwel de strijd aan ging, suggereerde ik dat er ook een andere weg mogelijk zou kunnen zijn.
Een hervonden middenweg. Ik gaf aan dat wat ik ervoer, zag en voelde tijdens onze uitwisseling over de afspraak, naar mijn indruk teleurstelling was.
Ook voegde ik hieraan toe dat het mij belangrijk lijkt dit te delen met elkaar, de emotionele realiteit bespreekbaar te maken. Als ik van hem begrijp dat hij “het jammer vindt dat ik de afspraak wellicht niet nakom” kan ik mij andersom weer daarop aanpassen, aan een emotionele realiteit zoals deze is. Noch goed noch kwaad, wel inzichtelijk.
Een dergelijke aanpassing, die in eerste instantie emotioneel is, die ik fysiek voel, biedt de mogelijkheid de fysiek-emotionele realiteit waar te nemen, waarmee ik deze kan herkennen als zodanig en vanuit deze opmerkzaamheid kan invoelen en ervaren als ‘wat zich aaandient’. Zo raken we niet in elkaars emotionele alchemie verstrikt, via dekkingzoekende woorden, kronkelargumenten of acrobatische gezichtsuitdrukkingen.
Ik zocht naar de juiste woorden, want ik wilde het contact niet kunstmatig vormgeven en ook niet dominant, moraliserend of afwijzend zijn. Ik wilde mij verhouden tot, niet afzetten tegen of plaatsen boven. Communicatie is bovendien vaak een stuk meer “messy” dan idealiter voorgeschreven, daar betoogde ook mijn wegkijken, ambivalentie en verschillende gebruikte registers in onze interactie van.
Daarnaast ben ik vaker geneigd afspraken te veranderen, te verplaatsen of anderszins onhelderheid of onzekerheid te introduceren. Hier ligt een kwetsbaarheid die ik aan wilde gaan, vanuit een herstelde openheid, die ik niet wilde verdonkeremanen door mij te focussen op de invloed en rol van de vriend.
Ik had de indruk dat het aardig lukte om een toon, verwoording en duiding te communiceren die met behoud van rust, respect en nuance een ontwikkelgerichte kijk op onze interactie bood.
Vanuit mijn verlangen tot begrip kan ik soms, waar het naar angst voor onverbondenheid groeit, een controlerende houding aannemen. Dit keer stonden zachtmoedigheid en onderzoek voorop. Fijn en vertrouwen (her-)scheppend doch, meende ik, was kalmte geboden – enthousiasme slaat namelijk relatief snel om naar trots of impulsiviteit.
Niet veel later na het bericht spraken we elkaar vis-a-vis op een begripvolle wijze. Hij was inderdaad even teleurgesteld geweest en was, wegbewegend of onbewust gemotiveerd, vanuit de teleurstelling een discussie aangegaan. In zekere zin probeerde hij mijn uiting van twijfel te veranderen naar zijn gerichte wensen, zijn teleurstelling te veranderen tot hernieuwde zekerheid.
Nu dat ik wist dat hij teleurgesteld was, kon ik op mijn beurt beter invoelen hoe mijn acties en uitingen anderen beïnvloeden, waarop ik een wat fijngevoeliger verantwoordelijkheidsgevoel voelde ontwikkelen. Er dook geen belastend schuldgevoel de kop op, maar een invoelend weten, dat eenmaal een afspraak gemaakt, de ander rekening houdt met ‘ons’.
Samen maakten we het zodoende mogelijk om emotioneel gezien minder analfabetisch door het leven te gaan en de vriendschap verdiepte middels eerlijkheid en assertiviteit.
Frappant toch eigenlijk dat we de taal van emotie enerzijds allemaal, onvermijdelijk, fysiek spreken en anderzijds geen doorvoeld weten lijken te hebben wat er emotioneel in ons omgaat.
Op school leren we taal, meer dan 1, meer dan 2. De taal van emoties, lichamelijk, fysiek en sociaal, is evenzo van belang ter overleving, ter zelfactualisatie en ter verbinding.
Belangrijk is, volgens mij, dat we verschillende emoties leren herkennen en erkennen, op te merken DAT we deze ervaren, daar met een milde open aandacht naar leren kijken en de informatie onder andere binnen communicatie leren delen, zodat we binnen relaties zachtmoedig op elkaar leren aanpassen, ook als dat betekent dat de ander niet doet wat jij wenst, maar wel begrip toont voor jouw visie, behoeften en beweegredenen.
Begrip hoeft niet per se uitgesproken te zijn, zoals communicatie bij lange na niet ophoudt of zelfs maar begint bij je verbaal uitdrukken. Emotioneel alfabetisch worden, behelst evengoed lichaamsbewustzijn als nuance, bevraging en onderzoek in de talige communicatie.
Daarnaast zijn de woorden die je kiest voor je emotionele ervaring interpretaties en geen stellige definities. Consensus is niet zozeer het doel, begrip includeert ambiguiteit en waarderend, voortgaand onderzoek. Door bijvoorbeeld te spreken over teleurstelling, bevind je je in een associatiewolk nabij verdriet, boosheid, somberheid…onder andere. Hierin zullen belangrijke individuele, ook culturele verschillen bestaan. Mijn associatiewolken zijn de jouwe wellicht of zelfs grotendeels niet. Desalniettemin is het juist vanwege deze veelzeggende verschillen zinvol open te staan voor ieders eigen interpretatie en je te verhouden tot deze individualiteit. Daarin raken we een verstrekkende overeenkomst tussen elkaar die voelbaar is als gevoelens en emoties. Daarin beinvloeden we elkaars associatiewolken en passen we ons potentieel positief, ontwikkelgericht op elkaar aan. En..welke associatiewolk kan nu daadwerkelijk opgeeist worden als “eigen domein”…?
Door te erkennen dat het verdriet, teleurstelling, boosheid, irritatie, onzekerheid, angst, weemoedigheid, verveling, jaloezie, venijn of andere emoties en gevoelens zijn die je ervaart, kan het rijke emotionele repertoire als bijzonder creatief aanpassingsvermogen aan een dynamisch leven worden beschouwd.
Zoals het stilstaan bij de teleurstelling tot begrip van verantwoordelijkheid en verlangen tot samenzijn leidde in deze vriendschap. Geen discussie ter wederkerige manipulatie gold uiteindelijk als basis voor deze vriendschap, maar het aanschouwen van een rijkdom aan emotionele varieteit, die qua wijsheid en duurzaamheid de ogenschijnlijke grip van de een op de ander ver voorbij gaat. Tenslotte is de poging tot grip slechts een poging tot onkwetsbaarheid. En geen vriendschap bestaat zonder afhankelijkheid.