De theorie van positieve desintegratie, bij uitstek dé theorie over meerlagigheid. Een van de onderdelen van de TPD die het meest tot mijn verbeelding spreekt. Een manier van kijken en denken die, weliswaar rekbaar en organisch, toch bepaalde kaders biedt om de werkelijkheid vanuit te bezien. Gisteren lag ik in bed toen ik me ineens ten volle bewust werd van mijn gelaagde waarneming. Is dat ook een onderdeel van meerlagigheid? Ik neem je mee naar mijn ervaring.
Ik leg mijn lichaam te rusten op ons heerlijke matras. Ik voel hoe mijn huid de vezels van de stoffen molton raakt en tegelijkertijd voel ik hoe het matras door mijn gewicht verandert. De zachtheid vormt zich naar mijn zachtheid. Ik zucht ontspannen. De warmte hangt als een koesterende, dikke nevel in de kamer.
Mijn innerlijke blik verruimt zich. Ik zweef in gedachten naar boven en zie mijn lichaam in ons bed liggen. Een horizontale rechthoek te midden van de zes rechthoeken die, met elkaar in verbinding, mijn slaapkamer vormen. Ik zweef verder omhoog. Ik zie de drie lagen van ons huis als totaalbeeld. De begane grond, de 1e verdieping waar ik slaap en ook mijn slaapkamer ten opzichte van de zolderverdieping.
Vanaf de nok van ons huis, kijk ik naar beneden. Ik zie hoe onze dakpannen in een schuine lijn naar beneden vloeien. Ik neem het gehele huis als driedimensionaal concept in gedachten, geplaatst op de kavel die we de onze mogen noemen. Ik voel een verlangen om me vrijer te voelen. Ik besluit te gaan zweven de donkere nacht in. Vanuit dit zweven neem ik de omringende straten waar, hoe de huizen ten opzichte van elkaar geschakeld zijn en waar de straten, kavels en speeltuinen zich bevinden. Het voelt heel ruim.
Mijn oor vangt het ronkende geluid van een zware machine op. Ik ben terug in mijn bed. Ik probeer het geluid te plaatsen en kom al snel uit bij een zware tractor die vol gas aan het werk is met de boer als ongeduldige bestuurder.
Ik zweef door onze open balkondeur in de richting van het geluid en land achterop de tractor. Ik kijk via de achteruit bij de boer naar binnen. ‘Hij is nog laat aan het werk’, denk ik verwonderd. Het is al 23:15 uur. Dan begrijp ik dat hij het gras aan het maaien en inkuilen is. Morgen worden er zware buien voorspeld en hij wil het gras droog binnen halen. Ik zie de uren die nog voor hem liggen. Het schudden van de tractor, het heen en weer rijden over de velden, de rit naar huis. De achterdeur die openzwaait en hem toegang geeft tot de schemerig verlichtte keuken. Een glas melk en een boterham en dan snel zijn bed in. Het werk zit erop.
Ik voel bewondering voor zijn harde werken en zijn doorzettingsvermogen. Voor hem is oogsten wat Moeder Aarde geeft een vanzelfsprekendheid, peins ik. Een redelijk voorspelbaar ritme wat ten minste twee à drie keer per jaarcyclus terugkomt. Zijn leven en de seizoenen lopen daarin parallel. Ik voel wat jaloezie en daaronder een diep verlangen om ook dichter met Moeder Aarde samen te leven.
‘Wat zal het gras hiervan voelen?’, vraag ik mezelf af. Ik zweef net boven het koele, groene gras dat zachtjes wuift op de golven van de wind. Hoe zou het zijn als je jezelf de afgelopen weken hebt voelen groeien? Je voelt je sterker worden door de rijkdom van de regen, de zon en de vruchtbare aarde. Je voelt de energie door je nerven stromen. Hoe zou het gras zich voelen, nu het plotseling afgesneden wordt? En wat vindt Moeder Aarde eigenlijk van deze samenwerking met de mens?
Ik voel hierin helder dat het goed is zoals het is. Het is de loop van het leven. Het cyclische ritme dat zo eigen is aan alles wat het leven geeft en neemt. Ik zweef weer naar boven, naar het donkere hemelgewelf. Ik zie onze stad, met haar omringende velden en landerijen. Ik zie hoe gedurende de dag mensen in de weer zijn geweest om te oogsten wat Moeder Aarde ons schenkt. Ik ervaar een glimp van Gaia. Ik voel wat James Lovelock heeft bedoeld met zijn GAIA-hypothese – dat de aarde een levend organisme is. Een levend systeem waarvan wij een heel klein radartje zijn.
Overspoeld door dankbaarheid en ontzag, glij ik rustig naar de stilte van de slaap.
Toen ik de volgende ochtend terugdacht aan mijn nachtelijke ervaring, drong een vraag zich aan mij op. Houden meerlagigheid en gelaagd waarnemen verband met elkaar? Zal gelaagd waarnemen een specifieke uitingsvorm van meerlagigheid zijn? Is gelaagd waarnemen een gevolg van meerlagigheid, of gaat het er juist aan vooraf? Ik moet je het antwoord schuldig blijven, maar ik wil je nadrukkelijk uitnodigen tot een sprankelend gedachte-experiment.