Intelligentie is niet strikt te lokaliseren. Het bleek zowel in ’t hoofd als het hart en in de handen ’te zitten’.
Geen hersendeel dat los van de rest van ons mens-zijn (dan wel het universum) functioneert – ook als je daarover in strikt functionele termen spreekt, al hoeft niet alles wat we zijn een voorwaarde voor het blijven functioneren van een deel te zijn.
— wat overigens niet weghaalt dat, alle “ophok-neigingen” ten spijt, het onderscheidend vermogen (zoals het voelend vermogen) een razend intelligent aspect van intelligentie betreft —
Het is de mens zelf die er in zijn/haar/de intelligentie een wens en actief streven op na houdt intelligentie te meten voor wat intelligentie natuurlijk nooit helemaal, volledig, context-onafhankelijk kan zijn. Dat “helemaal” kunnen we niet meten en niet weten, want dat zou creativiteit plat slaan en alles wat uit de oersoep is ontwikkeld oerstom maken. Ietwat buitenproportioneel geformuleerd voor ’t effect, maar toch.
Ik kan mij blijkbaar geen definitie dan wel lokatie van intelligentie voorstellen die verruimend genoeg zijn voor wat intelligentie zoal uitdijend en wel is. Een definitie is een manifestatie van intelligentie, maar een definitie van intelligentie zelf is niet intelligentie maar potentieel intelligent.
Wat doet afvragen welke norm (emoties) maakt dat het een wel en het ander als niet intelligent wordt beschreven. Maar deze vraag is niet hetzelfde als de vraag: wat is intelligentie en zeker niet; waar bevindt zich dat, en wie heeft De intelligentie in zijn bovenkamer verstopt?
Het loont een beetje sociaal-emotionele vrijheid (wat ik blijkbaar intelligent vind of behoef) om intelligentie niet strikt te willen definiëren opdat we haar kunnen lokaliseren. Om wat intelligent is ook in het licht van wat nog niet meetbaar maar wel zinvol is te begrijpen.
Wat is intelligent is een vraag die in elke situatie, binnenin (waar precies?) elke persoon, elke interactie, tijd….weer nieuwe vondsten kan brengen, onderwijl die vondsten heel intelligent beargumenteerbaar tot steeds weer terugkerende patronen te herleiden zijn. Zo niet specifiek en niet absoluut lokaliseerbaar is intelligentie.
Zo slim van intelligentie om helemaal in zichzelf verstrengeld te zijn, dat biedt een oneindige hoeveelheid mogelijke combinaties en waarschijnlijkheden. Dat maakt intelligentie, met alle slimheid, nog niet het summum van alles wat er is dan wel “alles wat er is” (al stuwt het intelligent begrijpen soms wel om op voorhand niet rigoreus te excluderen). Het is, en het is beargumenteerbaar maar weinig hanteerbaar alles wat er is, maar daarmee als zodanig nog niet het summum.
Controle is in ieder geval kortstondig fijn, maar intelligentie heeft het zelf in de hand, en zo loopt controle dus ook altijd uit de hand.
En zo loopt intelligentie een beetje met ons weg (in plaats van andersom), zolang we er gretig naar proberen te grijpen. Grijpen door de intelligentie ergens te ‘pinpointen’.
Zoiets als met emoties ; ze intensiveren niet zelden als je ze probeert te onderdrukken.
Intelligentie neemt in levendigheid en fitheid misschien wel af naarmate je het ergens met toenemende mate van lokaliseerbaarheid probeert te zetelen; intelligentie leeft op bij delen en (al dan niet los of juist strak organiserende) verbindingen tussen die delen. Echter, ook hier is wijs; meer is niet per se beter.
Althans, variatie en dus slimmere selectie, opdat er telkens weer nieuwe organisatievormen mogelijk zijn van intelligentie, dat is een kenmerkende beschrijving die fit stand houdt.
Denk ik, voel ik en blijf ik om beide redenen betwijfelen; zoveel is zeker.
Geen mens slim zonder dit met een ander te kunnen delen. Bovendien is De Mens geen eindpunt dan wel – product van intelligentie, zoals intelligentie uit een relatie en interactie en niet 1 voortkomt, voortbeweegt, voortgaat, ís.
De verleiding is groot om de precieze locatie en ‘oorsprong’ van intelligentie te duiden. Zo groot dat we er een canon aan literatuur en vele geloofsovertuigingen aan hebben gewijd. Zo’n verleiding kan zich als heel erg slim voordoen, en is dit beargumenteerbaar ook, context-, behoefte-, en momentafhankelijk. Tenslotte gaat deze verleiding al een tijdje mee.
Waarom is het eigenlijk verleidelijk? Dat is misschien een goede vraag. Een intelligente vraag, een die zichzelf tenminste deels onbeantwoord laat, en voor een ander deel mooi afgerond beantwoord lijkt door ‘m te stellen.
Misschien biedt toegeven aan de verleiding een beetje controle onder niet altijd slim bevonden angsten. Onrust die zich opheft door intelligentie kortstondig te categoriseren en te wortelen.
De nu door mij even en ironisch gepersonificeerde intelligentie is echter slim genoeg om ternauwernood te ontsnappen aan beperkende definities en strak omlijnde kaders , zoals intelligentie flexibel genoeg is om zich gedurende een bepaalde periode zeer overtuigend als bevrijdend beperkende kaders voor te doen en zodoende een onverwachts bruggetje voor nieuwe kijkwijzen te faciliteren.
Dit alles door zich niet te reduceren tot herleidbare coordinaten. Hoe fijn het ook zou zijn om zelfs intelligentie aan zichzelf te doen bezwijken, aan banden te leggen door in een verband te gieten.
Zoals je leest is de verleiding ook zeer groot om intelligentie volop te bejubelen. Hoe logisch de wens om hem/haar/het vast te grijpen, te omvatten, toe te eigenen, in je hoofd, hart, handen te zetelen. Hoe logisch, invoelbaar en begrijpelijk, een verlangen om het gehele territorium op 1-op-1 kaart kwijt te kunnen, en zo een route van bovenaf bekijkend en van onderaf bewandelend vooruitgestippeld te verwezenlijken.
Intelligentie.. Verbind er maar aan, je komt er niet aan onderuit..je bent er belichaamd en begeesterd, verliefd tot aan opperste geconcentreerd, uitgeput en opgewonden.. helemaal onderdeel en manifestatie van!