Een rustige straat in een provinciestad. Achter de deur een huis dat sfeervol is ingericht, het ademt rust en ruimte uit. Anouk en Sanyu ontvangen ons met thee en chocolade. Ze zijn de ouders van twee kinderen, Gijs van achtenhalf en Josephine van bijna zeven. We spreken over Gijs. Al vanaf dat hij klein is, verloopt zijn ontwikkeling anders dan bij veel andere kinderen. Zijn ouders waren zich hier niet van bewust. Gijs was hun referentiekader. Een medewerker op de BSO viel het als eerste op. Zij heeft het idee dat Gijs cognitief voorloopt op leeftijdsgenootjes. Het opvoeden en begeleiden van Gijs is een zoektocht voor zijn moeders, een voortdurend proces.
Sanyu: ‘Voor ons gold tot die tijd: Gijs is Gijs. Maar we zagen ook wel dat Gijs hoge pieken en diepe dalen had.’ De mededeling van de BSO vormt een startsein voor een zoektocht naar signalen, oorzaken en oplossingen. De ouders schakelen een lokaal instituut voor ontwikkelproblemen in en de onderzoeken die daar worden gedaan wijzen op meerbegaafdheid, vermoeden van ADHD en vermoeden van ASS (autisme spectrum stoornis). Deze labels zeggen hen niets over oorzaken of oplossingen. Anouk komt meteen in actie: ‘Ik ben zo iemand die snel bij de directrice zit, ik ga erachteraan om de dingen goed voor Gijs te regelen. Je moet blijven knokken, altijd maar doorgaan en je maakt jezelf niet altijd zo geliefd. Na twee jaar praten is er nog steeds geen interne plusklas op deze school. Voor Gijs is dat inmiddels niet meer nodig, maar voor onze dochter en andere kinderen blijven we knokken.’ Inmiddels staat de plusklas eindelijk op het lijstje van de directrice.
Sanyu: ‘De vraag is wat Gijs nodig heeft, niet wat er mis is.’ Anouk en Sanyu gingen zelf op onderzoek uit en verdiepten zich in meer- en hoogbegaafdheid. Ze realiseren zich dat misdiagnoses op de loer kunnen liggen. Anouk: ‘Bij het instituut voor ontwikkelproblemen wilden ze beginnen met een ADHD-traject en Ritalin. Daar zijn we niet op in gegaan’. Sanyu: ‘Er is snel misdiagnose mogelijk bij kinderen die gemakkelijker kunnen leren en door hun overexcitabilities bepaald gedrag laten zien.’ Anouk: ‘Gijs wiebelt en friemelt veel. We zijn er inmiddels achter dat dit geen ADHD is. Als zijn brein stilstaat, dan uit zich dat in lichamelijk bewegen en onrust.’
Het heeft lang geduurd voordat de erkenning kwam van Gijs zijn ontwikkelpotentieel. Tomeloze inzet van Sanyu en Anouk heeft ervoor gezorgd dat er langzamerhand een netwerk als een kringetje om Gijs heen is opgebouwd. Dit in combinatie met leerkrachten die open stonden voor adviezen van buitenaf. Sanyu: ‘Gijs heeft zo veel mazzel gehad met zijn juffrouw. Zij is gepokt en gemazeld. Maar ook zij zat af en toe met haar handen in het haar….’ Anouk: ‘…Ze stond ervoor open om te leren hoe ze Gijs kon helpen. Ze snakte naar de juiste informatie.’ Nooit hebben ouders het gevoel gekregen dat school hen ziet als zeurende ouders. Ze voelen zich juist gesteund in hun zoektocht naar wat Gijs nodig heeft om zich zo goed mogelijk te ontwikkelen. Op cognitief gebied, maar zeker ook op emotioneel gebied. Anouk: ‘Eerder werden de leerkrachten soms boos op hem, omdat hij niet stil kon zitten. Ze zeiden: ik weet gewoon niet meer wat ik met hem aan moet, ik heb de hele trukendoos opengetrokken. Dan denk ik: het is zo’n leuke, lieve, normale jongen, hoe is het mogelijk! Het komt vooral door de benadering. Nu ze op school snappen hoe het werkt, worden ze niet meer boos, want ze begrijpen nu wat hij nodig heeft.’
Sinds ze weten dat Gijs meer uitdaging nodig heeft, gaat hij naar een externe plusklas. Daarnaast is hij een dag in de week bij WALHALLAb, een creatieve maakplaats waar hij zijn interesses in techniek en kunst kan uitleven. Op school wordt hij inmiddels begeleid door een hoogbegaafdheidsdeskundige van het samenwerkingsverband en de moeders hebben via de gemeente een persoonsgebonden budget (PGB) voor Gijs aangevraagd om extra begeleiding te bekostigen.
Anouk en Sanyu verzamelen alle informatie die ze zelf opzoeken, die ze krijgen van de externe plusklas, WALHALLAb, school, de HB-deskundige van het samenwerkingsverband en de wijkcoach. Anouk: ‘Van de plusklas kregen we een verslag over de voortgang van Gijs. Wat ging er al beter en wat zou nog anders kunnen. Dat hebben we gedeeld met de wijkcoach om te bevestigen dat we de PGB nog steeds nodig hebben om de plusklas te betalen. En we deelden het met school en de HB-deskundige zodat ook zij op de hoogte zijn. Bij WALHALLAb komen ze ook weer met tips en inzichten. Waar we vooral naar op zoek zijn, zowel school als wij is: wat heeft hij nodig?’
Wat Gijs ook heeft geholpen in zijn welbevinden is het contact met gelijkgestemden. Dit vond hij bij de externe plusklas. Sanyu: ‘Eerst vond hij dit lastig. Als je ergens naartoe moet is er iets mis, dacht hij. Hij wilde niet anders zijn. Maar toen hij er eenmaal was vond hij het daar juist erg fijn. Hij kwam erachter dat er meer van die gekkies rondlopen zoals hij, die anders denken en anders voelen. Intenser vooral, maar ook dieper. Gewoon anders.’ Op maandagmiddag gaat hij naar de plusklas en op donderdag naar WALHALLAb, wat betekent dat hij niet in zijn eigen klas is. Toch een uitzonderingspositie dus. Het blijkt dat Gijs dit nodig heeft om meer inzicht te krijgen in wie hij is en hoe hij daarmee om kan gaan. Hij weet nu dat deze uitzonderingspositie niet erg is maar juist helpend.
De één-op-één begeleiding die hij krijgt bij de externe plusklas helpt hem groeien. Enerzijds omdat hij geniet van de oprechte, authentieke aandacht maar ook door de psycho-educatie. Hij leert er bijvoorbeeld meer over de overprikkelbaarheden (overexcitabilities). Die uitleg helpt hem met het erkennen van zijn zijnskenmerken, maar ook met het herkennen van signalen. Sanyu: ‘Hij leert dus ook wat die overexcitabilities zijn, dat ze bij hem horen. Dat het niet erg is, maar wel onder controle te krijgen. Ik heb er vier zei hij pas: dat wiebelen en friemelen is er één, ik kan ook niet tegen licht, ik ben heel creatief en ik heb een goede fantasie. De andere zijn nog niet aan bod geweest. Die kent hij nog niet.’
Anouk: ‘Wat we belangrijk vinden is hoe we ervoor kunnen zorgen dat die pieken en dalen voor hem te handelen zijn. Hoe kunnen we hem hiermee leren omgaan? Hij moet zelf in zijn kracht gaan staan. De tips en trucs moet hij dan zelf toe kunnen passen.’ Sanyu: ‘Hij moet het voelen aankomen. Wat kan ik doen om er weer uit te komen? Het is niet erg om af en toe in een dal te zitten, geen pieken zonder dalen, maar de kunst is er niet in te blijven hangen.’
Het begint met het leren reguleren van kwetsbaarheden. Dit is een vervolgstap die hij nog kan leren zetten mét behulp van zijn ouders. Ze praten thuis regelmatig over gevoelens. Anouk: ‘Ik vraag hem dan: hoe voelt dat in jou? Dan laten we hem echt vertellen hoe hij iets ervaart. Je bent zelf al snel geneigd om iets in te vullen en zijn verhaal af te kappen maar we laten hem uitpraten. En dat kan hij vaak heel precies zeggen. Regelmatig zit ik dan ’s avonds even achter de computer en mail school wat er is gebeurd en wat de impact op Gijs was.’
In navolging van de plusklas spelen ze nu thuis regelmatig spelletjes na het eten om bepaalde vaardigheden te oefenen, zoals emotieregulatie als hij een spelletje dreigt te verliezen, of concentratie en volgehouden aandacht als het spelletje wat langer duurt. Naast dat het heel leerzaam is, is het inmiddels ook een fijne afsluiter van de dag. Het zorgt voor verbinding en een ontspannen manier om de dag af te sluiten. Even aandacht voor elkaar op een speelse manier.
Sanyu: ‘Bij ons thuis is ons motto het liedje Duurt te lang. Alles duurt te lang, wiebelen is daar een uiting van. Gijs wil verder, wil leren, wil zijn hoofd niet uit hebben staan. Daar wordt hij heel onrustig én ongelukkig van.’ Anouk: ‘Er moet iets te halen zijn. Maar het moet wel snel zijn. En weer door naar het volgende. Ook als hij focus heeft moet het snel gaan: het moet meteen en lukken. Hij moet nog wel leren dat het soms moeite kost. Dingen afronden leert hij op WALHALLAb. Daar leert hij ook dat hij een goed plan moet hebben. Dat zijn goede levenslessen voor hem.’ Het is een plek waar hij enorm geniet van het creatieve proces én van de autonomie die hij krijgt. Hij mag daar met echt gereedschap werken. Daar groeit hij door. Hij laat zien dat hij deze verantwoordelijkheid aankan en hij heeft dit nodig om zich goed te voelen.
Ook Anouk en Sanyu maken een leerproces door. In het begin voelde Anouk zich onzeker maar erkenning van wat Gijs nodig heeft zorgt ook voor erkenning van het gevoel van ouders. Anouk: ‘Die onzekerheid komt af en toe nog terug maar inmiddels zie ik ook dat we niet gek zijn. Dit had hij gewoon nodig. Nu klopt het netwerk om hem heen en nu zie ik dat als een erkenning: we hebben het goed gedaan. Je zit zo op je kind, dat je soms niet meer ziet wat er met hem gebeurt. Dus je moet tips blijven vragen aan deskundigen die met je kind bezig zijn en veel informatie inwinnen.’
Sanyu en Anouk vinden het een dynamisch en vermoeiend proces. Sanyu: ‘Je bent continu aan het bewegen in een soort van spinnenwebje. Het is vermoeiend, maar het maakt het ook weer zo leuk want je leert je kind zo goed kennen.’ Het spinnenweb volgt en stimuleert de ontwikkeling van Gijs en bevecht haar naar de buitenwereld. Op deze manier bouwen de moeders veiligheid in, een soort vangnet dat hen veel oplevert. Zo leren ze Gijs goed kennen, zien wat hij nodig heeft en begrijpen hem beter. En juist doordat ze hem de ruimte te geven, stelt hij zich meer open. Hierdoor begrijpen ze zichzelf in hun rol als moeder ook beter.
Door zich open te stellen spiegelt hij regelmatig het gedrag van ouders. Dit is confronterend maar ook heel waardevol. Anouk: ‘Die hele zoektocht met Gijs geeft me nu inzichten waarvan ik wilde dat ik die op mijn achtste al had gehad. Elke dag op mijn werk heb ik moeite om te focussen, om dingen te starten en ook af te ronden. Als zijn brein hetzelfde is als het mijne, dan verwacht ik dat hij daar voor de rest van zijn leven ook moeite mee zal hebben. Dat hij daar al heel jong mee geholpen wordt is fantastisch, maar dat betekent nog niet dat het de rest van zijn leven makkelijk zal zijn. Daar zal hij misschien best nog hulp of coaching bij nodig hebben.’ Sanyu beaamt dit. Ze wil Gijs het gevoel geven dat hij door hen gesteund wordt. Ze nemen het voor hem op als het op school niet lekker loopt en willen weten wat er gebeurd is. Vervolgens dragen zij oplossingen aan door op school te vertellen wat Gijs nodig heeft.
Dat is niet alles, ze bespreken ook meteen met Gijs hoe hij zelf moet handelen als er iets niet goed gaat op school. Gijs heeft dit schooljaar, dat nog maar een paar maanden van start is, al dertien verschillende invaljuffen gehad. Sanyu: ‘Ik zeg dan tegen Gijs: als een invaljuf jou niet begrijpt, loop dan naar juf Astrid, dat is jouw veilige haven. Als zij er niet is dan ga je naar juf Marieke. Gijs begrijpt dat dan meteen. Hij zei: dus Astrid is mijn veilige haven en Marieke is mijn vakantiehuisje. En ik zeg tegen hem: als je een nieuwe juf hebt, leg het dan maar meteen uit. Dan leg je het probleem bij de juffrouw en dan is het niet meer jouw probleem. En als er dan wat is en je krijgt straf dan zeg je: ik ben even weg.’ Anouk: ‘Zo’n invaljuf heeft geen tijd om 32 dossiers door te lezen.’
In het begin waren Anouk en Sanyu zich er niet bewust van dat Gijs zich anders ontwikkelt dan de meeste andere kinderen, iets dat we kunnen benoemen als groeidynamiek zoals beschreven door Dabrowski op laag 1. Als er vanuit de BSO gewezen wordt op een ontwikkeling die anders verloopt, gaan de ouders zich er meer in verdiepen. Ze zien dat de ontwikkeling inderdaad anders loopt, waarmee ze zich bewegen in wat volgens de TPD laag 2 genoemd wordt. Vervolgens gaan ze in gesprek met school. School herkent het niet en erkent het daardoor ook (nog) niet. Dit brengt ontwikkelspanningen met zich mee. Bij Anouk veroorzaakt dit onzekerheid. Ze twijfelt en stelt zichzelf vragen als: zien wij het wel goed? Zitten we er te veel bovenop? Deze twijfel en zelfreflectie lijkt te duiden op de meerlagige desintegratie die in de TDP beschreven wordt onder laag 3. Nu is het zover dat school erkent en herkent wat er speelt én wat er nodig is. Door de erkenning van wat Gijs nodig heeft, voelen ouders erkenning. Ze blijven zoeken naar nieuwe manieren om te voldoen aan de behoeften van Gijs, bewuster, zoals beschreven bij laag 4 van de TPD. Tegelijkertijd vragen ouders zich hierbij af of ze niet te veel zoeken naar verklaringen vanuit meer- en hoogbegaafdheid. Soms is gedrag gewoon typisch gedrag van een achtjarige. Ze proberen er alert op te zijn, niet te veel met de bril van hoogbegaafdheid op te zoeken naar verklaringen, oorzaken en oplossingen.
Sanyu en Anouk laten ontwikkelende groeikrachten zien. Eentje die sterk naar voren komt, is dat ze verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkeling van zichzelf als ouders én de ontwikkeling van hun zoon. Daarnaast maken ze hun zoon bewust verantwoordelijk voor zijn eigen acties, gevoelens, verlangens. Hun zoektocht is er een naar het willen helpen van hun zoon die bezig is met zijn eigen persoonlijke ontwikkeling.
Dit proces duurt altijd voort, er is geen einde. De ouders groeien voortdurend met Gijs mee. Ze zien dit proces als een verrijking, het leren over hem, van hem en met hem maar ook over, van en met henzelf. Ook al blijven zij aanwezig als vangnet, het doel is om Gijs zelf de tools te geven. Zo komen ze zelf steeds meer aan de zijlijn te staan, maar achteroverleunen is er niet bij. Sanyu: ‘We hebben wel de mazzel dat we WALHALLAb en de plusklas hebben en een school in de wijk. Hij kan er zelf naartoe lopen en heeft vriendjes in de wijk en ook dat is belangrijk.’ Je moet geluk hebben dat de goede mensen op je pad komen, of je daar nu toevallig tegenaan loopt of dat je ze doelbewust opzoekt. Anouk: ‘Van iedereen hoor je weer wat anders, de HB-deskundige op school vertelt dingen, maar ook de deskundigen op WALHALLAb en de plusklas. Hoe waardevol is dat! Zo maken we de puzzel met elkaar compleet.’
Ze blijven hun best doen, als spinnen in het web, om feeling en connectie te houden met alle betrokkenen. Want als zij het niet voor Gijs opnemen, loopt hij misschien vast in zijn ontwikkeling. Anouk: ‘Soms ben ik benieuwd wat er was gebeurd als we helemaal niets hadden gedaan. Ik denk dat hij dan het vervelendste jongetje van de school was geweest, terwijl dat totaal niet in zijn aard zit. Dan was hij zo verkeerd ingeschat.’ Dat hij een hele lieve, beleefde jongen is, is wellicht een beschermingsfactor. Sanyu: ‘Er zit geen slecht vezeltje in dat jong. Hij stapt ook op iedereen af. Dan stelt hij zich netjes voor. Dan kijkt hij je aan, geeft een hand en zegt: Hallo, ik ben Gijs. Hij is erg betrokken bij anderen en hij wil goed doen. Dat is zo mooi om te zien!’
Om privacy redenen zijn de namen in dit artikel gefingeerd.